Bescherming

Lange tijd was het volgens het Bouwbesluit niet toegestaan om in buitenmuren openingen te hebben die groter waren dan 1 cm. Het aanbrengen van invliegopeningen voor vleermuizen was dus in feite niet toegestaan. Het Bouwbesluit is echter aangepast, waardoor het vleermuisvriendelijk bouwen weer is toegestaan.

In het Bouwbesluit zijn talloze regels opgenomen waaraan moet worden voldaan bij het bouwen of verbouwen van onder meer woningen en kantoorpanden. Deze regels zijn vaak erg gedetailleerd. Om te voorkomen dat plaagdieren bij een pand naar kunnen komen, werd de regel gehanteerd dat openingen in buitenmuren niet groter mogen zijn dan 1 cm.

Het Bouwbesluit is in 2012 grondig herzien. In het nieuwe besluit is voor de toegestane openingen in buitenmuren een uitzondering gekomen voor soorten die zijn beschermd door de Flora- en faunawet. Nu is het dus beter mogelijk om vleermuizen (maar denk ook aan vogels!) een duurzame verblijfplaats te bieden in de spouw van bestaande en nieuwe gebouwen. Het is natuurlijk wel raadzaam om ervoor te zorgen dat de vleermuizen niet via de binnenmuur het pand zelf kunnen binnen gaan.

Ingangen voor vleermuizen bevinden zich nooit vlak bij de grond, maar altijd op een paar meter hoogte. De kans dat overlast veroorzakende knaagdieren de openingen weten te vinden is dus erg klein.

Hoe staat dit in het bouwbesluit?

n het Bouwbesluit 2012 wordt in ‘artikel 3.69 Openingen’ het volgende gezegd:

  1. Een uitwendige scheidingsconstructie heeft geen openingen die breder zijn dan 0,01 m. Dit geldt niet voor een afsluitbare opening en een uitmonding van:
    1. a. een afvoervoorziening voor luchtverversing;
      b. een afvoervoorziening voor rook, en
      c. een ont- en beluchting van een afvoervoorziening voor huishoudelijk afval.
  2. In afwijking van het eerste lid is een grotere opening toegestaan voor een nest of een vaste rust- of verblijfplaats voor bij of krachtens de Flora- en faunawet beschermde diersoorten.
  3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een inwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt met een gebruiksfunctie waarop het eerste lid niet van toepassing is.’

Hoewel vleermuizen lang kunnen leven en weinig natuurlijke vijanden hebben, gaat het toch niet zo goed met ze. Van de 21 soorten vleermuizen die er in Nederland zijn gevonden, zijn negen soorten zeldzaam. Tenminste vijf andere soorten zijn de afgelopen vijftig jaar erg zeldzaam geworden, 2 soorten zijn zelfs uit Nederland verdwenen.

Veel verblijfplaatsen zijn in de loop der jaren verdwenen of ontoegankelijk geworden voor vleermuizen: bomen worden gekapt, spouwmuren opgevuld, oude gebouwen gerenoveerd. Veel bestrijdings- en houtconserveringsmiddelen doden niet alleen insecten, maar vergiftigen ook vleermuizen en hun jongen. Veranderingen in het landschap hebben ook een negatief effect gehad, doordat jachtgebieden en vliegroutes verdwenen zijn.

Doordat vleermuizen in grote groepen leven heeft een "ongeluk" op of rond een kolonieplaats grote gevolgen voor de vleermuisstand in een groot gebied. Een vleermuis krijgt meestal maar één jong per jaar. Daardoor duurt het erg lang voor een groep weer over zo'n tegenslag heen is.

In deze rubriek geven we een kort beeld van de wat betreft de Vlen belangrijkste vier gevaren die vleermuizen in het dagelijks leven tegen komen.

1. Afname van insekten aanbod.

Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat vleermuizen elke nacht een grote diversiteit aan insekten eten. Tot 500 kleine insekten per uur, met een geschatte 3000 insekten per individue per nacht. De 21 verschillende vleermuissoorten hebben ieder een andere manier van prooivangen, sommige zijn generalist, en eten alles wat ze onderweg tegen komen. Andere soorten zijn specialist, deze soorten zijn het meest gebaad bij een bepaalde prooigroep. Voorbeelden zijn rosse vleermuizen en laatvliegers die meikevers vangen, en meervleermuizen die poppen van muggen vangen. Elke vleermuissoort heeft zijn eigen specialiteit en dus ook prooigroep, waardoor soorten vaak in het zelfde gebied kunnen jagen. Competitie tussen de soorten wordt hierbij vermeden.

Door veranderingen in waterkwaliteit, intensivering van de landbouw met bijbehorende verlaagde grondwaterstand, verdwijnen of vernietiging van lijnvormige landschapselementen, gebruik van bestrijdingsmiddelen (o.a. akkerbouw-, fruitteelt- en bloembolpercelen), klimaatveranderingen met toename van extreme natte of droge jaren, kan de insecten populaties afnemen. Zowel in soorten diversiteit als in biomassa. Dit kan grote negatieve effecten op vleermuis populaties hebben, vooral tijdens energie consumerende periodes zoals zwangerschap en winterslaap. Afname van vleermuis populaties wordt verwacht door achteruitgang in reproductie (minder jongen per jaar), omdat vleermuizen zeer oud kunnen worden kan het heel lang duren voordat negatieve effecten worden waargenomen.

Oplossingen:

  • Bestrijdingsmiddelen moeten eerst bewezen ongevaarlijk zijn, alvorens ze mogen worden toegepast, in plaats van dat de bewijslast achteraf wordt uitgevoerd. Dat is dweilen met de kraan open.
  • Verdroging van natuurgebieden en NNN (natuur netwerk Nederland) moet actief worden voorkomen
  • Betere toepassing van verlichting en gebruik van correcte lichtkleur zodat insecten niet onnodig naar een lamp worden gelokt.
  • Een betere afstemming tussen landbouwbeleid en natuurbeleid is nodig, zodat boeren weer kunnen boeren voor de natuur, ipv gedwongen worden om natuur te verwijderen omdat het anders opbrengst kost.

2. Afname van geschikte zomerverblijfplaatsen in huizen

Een groot aantal van onze vleermuissoorten is in de zomermaanden (van maart tot oktober) afhankelijk van gebouwen als verblijfplaats. Het betreft soorten zoals gewone dwergvleermuis, meervleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, ingekorven vleermuis. Maar ook brandt’s vleermuis, baardvleermuis, watervleermuis, rosse vleermuis, tweekleurige vleermuis en kleine dwergvleermuis komen veelvuldig in gebouwen voor. Vaak worden spouwmuren van woonhuizen gebruikt, maar ook zolder van monumentale gebouwen zoals kerken en kastelen. Vleermuizen verkiezen een bepaald type gebouw vanwege thermische eigenschappen. Soorten zoals meervleermuis, laatvlieger en ingekorven vleermuis verkiezen verblijven waarin plekken aanwezig zijn tussen 35-40 graden. Maar op hetzelfde moment moeten ook koelere plekken aanwezig zijn, tussen de 15-20 graden. Dit grote temperatuur gradiënten kan alleen gevonden worden in een heel beperkte selectie verblijven, merendeel valt onder de categorie ‘verouderd’ en ‘slecht geïsoleerd’.

De overheid heeft de ambitie om alle woonhuizen te verduurzamen. Dus ook de slecht geïsoleerde woningen die geliefd zijn bij veel vleermuizen. Renovatie werkzaamheden bestaan onder andere uit het plaatsen van een nieuw dak, of het van binnenuit isoleren van het dak, na-isoleren van de spouwmuren of het aanpassen van de gevel, verbeteren van de CV installatie (dwz met minder warmte verlies), en plaatsen van zonnecollectoren op het dak. Op dit moment is nog ongeveer 20% van het oorspronkelijk aanbod verblijven beschikbaar voor vleermuizen. Dit wordt snel minder, naar verwachting zijn in 2030 vrije alle geschikte verblijven in gebouwen verdwenen.

Oplossingen:

  • Voorkom directe negatieve effecten tijdens isolatie werkzaamheden. In de zomermaanden voor de na-isolatiewerkzaamheden is een vleermuis-check nodig.
  • Er is dringend behoefte aan werkende alternatieve vleermuisverblijven. Op dit moment bestaan er nog geen functionele alternatieven voor meervleermuis, laatvlieger, etc.
  • Een goede check op vleermuizen is altijd nodig voor de start van renovatie maatregelen. De overheid probeert via gedragscodes de uitvoering van werkzaamheden te versnellen, maar dit gaat ten koste van de vleermuizen. Lees oa over gedragscode stroomversnelling op de site van SEVON.

Meer lezen?

uitleg na-isolatie

Bouwbesluit 

3. Verstoring van winterverblijven

Van augustus tot mei brengen vleermuizen door in zogenaamde winterverblijfplaatsen. In feite is deze term niet juist, omdat veel winterverblijven ook dienen als paar verblijf. Het zijn dus eigenlijk paar –en winterverblijven. Voor de aanvang van de winter wordt gepaard, de meeste Nederlandse vleermuizen slaan het sperma gedurende de winter op in een speciaal opslagorgaan. In het voorjaar wordt een vrouwtje zwanger. De wintercondities bepalen hoeveel energie een vleermuis nodig heeft om de winter te overleven. Een vleermuis die te licht uit winterslaap komt, zal de daarop volgende zomer niet zwanger worden. Gedurende de winterslaap zijn vleermuizen gevoelig voor niet-tactiele prikkels, zoals licht, geluid, luchtstroming, onverwachte verandering van temperatuur. Om vleermuizen in paar –en winterverblijven te beschermen zijn de meeste verblijven afgesloten voor publiek. Bij dergelijke afsluiting is het belangrijk het klimaat in een object niet negatief te beïnvloeden. Vooral in grotere objecten (een mergelgroeve of fort) kan het verkleinen van de opening van een ingang grote negatieve effecten hebben op soorten met een voorkeur voor klimaat dynamiek (o.a brandt’s vleermuis, baardvleermuis, franjestaart, meervleermuis, gewone dwergvleermuis en vale vleermuis). Helaas bestaat een toenemende trend op medegebruik van vleermuis paar –en winterverblijfplaatsen. Voorbeelden van medegebruik zijn kerstmarkt, grot fietsen, abseilen, muziek festival en ondergrondse overnachting. Verstoring vindt niet alleen plaats door non-tactiele prikkels, maar ook door inrichtingsmaatregelen uitgevoerd in het kader van medegebruik activiteiten. Een groot aantal paar –en winterverblijven zijn al grotendeels ongeschikt geraakt voor vleermuissoorten met een voorkeur voor dynamiek.

Oplossingen:

  • Afsluiting van een paar –en winterverblijf moet altijd gebeuren met behoud van klimaat.
  • Een betere zonering of afstemming is nodig, zodat medegebruik kan plaats vinden op plekken (of in objecten) die voor vleermuizen minder essentieel zijn.
  • Natuurbeheerorganisaties krijgen niet of nauwelijks geld om te handhaven op inbraak, of objecten op een degelijke manier af te sluiten.

 kerstmarkt

Een kerstmarkt in een groeve vol meer vleermuizen, niet meest optimale situatie voor de vleermuizen.

 

4. Windturbines

In Nederland worden al sinds langere tijd windturbines en windparken gebouwd om op een duurzame manier energie op te wekken. In maart 2014 stonden er 1783 windturbines in Nederland. De aanwezigheid van windturbines kan gevolgen hebben voor vogels en vleermuizen. Hoewel al enkele jaren in het buitenland, met name in Amerika en Duitsland, gericht onderzoek plaatvindt naar vleermuisslachtoffers bij windturbines, is er nog geen eenduidig beeld over waarom er slachtoffers vallen. Sommige onderzoekers vermoeden dat vleermuizen actief naar een turbine vliegen, o.a omdat deze warmte produceert en omdat deze grote hoeveelheden insekten lokt.

Slechts bij een klein aandeel van de slachtoffers ligt de doodsoorzaak in direct contact met de rotorbladen. Onderzoekers vinden percentages tussen de 10 en 50% van het totaal aantal slachtoffers,
waar bij slachtoffers externe verwondingen te herkennen zijn, zoals gebroken vleugels, hoofdwonden en schedelbreuken. Overige slachtoffers lijkt ongeschonden, maar in werkelijkheid zijn ze overleden door barotrauma: verwondingen die veroorzaakt worden door verschillen tussen de omgevingsdruk en de druk in luchthoudende (lichaams)holten .Een vleermuis die in de buurt van de draaikolk door een turbine blad vliegt ondergaat een snelle daling van luchtdruk, waardoor de longen van een vleermuis
snel uitzetten. Als gevolg hiervan knappen kleine bloedvaatjes in de longen van een vleermuis. Het dier verdrinkt daarna in zijn/haar eigen bloed.

Het risico voor een vleermuis om slachtoffer te worden van een windturbine varieert van soort tot soort. Belangrijke factoren die fatale afloop bepalen zijn vlieghoogte, voorkeur voor open omgeving en migratiegedrag. Windturbines langs vaste migratieroutes of nabij essentieel foerageergebied van gevoelige soorten kunnen zeer veel slachtoffers veroorzaken. Omdat vleermuizen zich zeer langszaam voortplanten kan dit al snel een negatief effect op het voortbestaan van een soort veroorzaken.

Oplossingen:

  • Hoe meer wind, hoe minder activiteit van vleermuizen. Door turbines bij hogere windsnelheden uit te zetten kan een groot deel van de slachtoffers voorkomen worden. Het is daarbij wel belangrijk voor vleermuizen relevante windsnelheden te nemen, boven de 8 m/s is activiteit vrijwel nul. Omdat turbines tussen de 6 en 8 m/s nog veel energie opwekken probeert men de marge om een turbine stil te zetten op te rekken naar 6 m/s. Dit is altijd beter dan niks, maar netto betekent dit nog steeds een negatief effect.
  • Vliegroutes en migratieroutes van vleermuizen zijn goed te voorspellen. Vleermuizen volgen bij de migratie vaak allerlei lijnvormige elementen, zoals een bosrand, dijktalud, langs kust van meer of zee. Door turbines op meer dan 500 m afstand van dit soort elementen te plaatsen kunnen veel slachtoffers voorkomen worden. Ook hier geldt, hoe verder hoe beter!

cut in speed

Figuur: Relatie tussen de windsnelheid (m/sec) en de snelheid van de turbine rotor (omwentelingen/min) bij drie typen windturbines (bron: Baerwald et al., 2009). De doorgetrokken zwarte lijn laat het verloop zien van een standaard windmolen met een vrije loop tot 4 m/s, waarna vervolgens de bladen langzaam de optimale snelheid (vanaf 6 m/s) benaderen. De rode gestreepte lijn laat het verloop zien van de rotorsnelheid waarbij de turbine of de bladen zodanig draaien dat deze bij lage windsnelheden vrijwel geen wind vangen en dus stilstaan. De groene gestippelde lijn geeft het verloop weer waarbij het programma van de turbine is aangepast, zodat de turbines pas beginnen te draaien bij windsnelheden hoger dan 5,5 m/s. In deze figuur is ook het verband tussen vleermuizen (aantal vleermuizen/uur) en windsnelheid weergegeven (bron: Ahlén et al., 2007). Tussen 6 m/s en 8 m/s kan een slachtoffer reductie van 60% worden verkregen. Boven de 8 m/s is dat vrijwel 100%

Meer lezen?

 

baerwald_barotrauma
105 Downloads
629.28 KB
ahlen_bats_and_offshore_snvrapp
77 Downloads
1.93 MB
bat_fatalities_in_america
94 Downloads
853.21 KB
dln_omgaan met effecten van windturbines op vleermuizen
84 Downloads
491.84 KB
limpens_dekker_windturbine analyse
86 Downloads
3.49 MB
offshore_platforms
66 Downloads
1.04 MB
rydell_flies on wind turbines
66 Downloads
1.08 MB
windkraft_brinkmann
64 Downloads
311.04 KB
windmolen en vleermuizen
83 Downloads
129.68 KB
windturbines interactions
72 Downloads
2.07 MB

Vermijden vleermuizen licht, of toch niet?

De tolerantie van vleermuizen voor verlichting hangt samen met een aantal factoren. Aangenomen wordt dat verlichting leidt tot verhoogde zichtbaarheid en daarmee is er een grotere kans op predatie (Verboom, 1998). De tolerantie voor licht hangt daarbij nauw samen met de functie van het gebied dat wordt aangetast en hangt samen met de soort, maar ook spelen de intensiteit en continuïteit van verlichting een rol. Daarnaast is de kleur van verlichting van belang; vleermuizen zijn bijvoorbeeld ongevoelig voor oranje/rode verlichting en zijn, met uitzondering van de niet in Nederland voorkomende vampiervleermuizen, niet in staat infrarood waar te nemen. Groene verlichting, zoals vaak gebruikt om verstoring van s‘nachts vliegende vogels te voorkomen, kunnen vleermuizen helaas goed waarnemen.

Soorten als de gewone dwergvleermuis en laatvlieger kunnen foeragerend bij verlichting worden waargenomen in verband met het verhoogde aanbod van insecten, maar beide mijden verlichting op vliegroutes (Blake & Hutson 1994; Verboom 1998; Limpens et al. 2004). Beide soorten kunnen wat foerageergedrag betreft als lichttolerant worden beschouwd; dit blijkt ook uit het feit dat beide soorten relatief veel in de bebouwde kom en stedelijk gebied worden waargenomen. De rosse vleermuis foerageert en vliegt in de regel hoog (tot 100 meter) in de lucht en jaagt vaak al vroeg in de schemering. Zowel in foerageergebieden als op vliegroutes is de soort lichttolerant. Voornamelijk snelvliegende soorten lijken te kunnen profiteren van het verhoogde insectenaanbod rond kunstmatige lichtbronnen (Rydell et al. 1996).

 

licht en soorten

Recent is onderzoek in Friesland gedaan (door onder andere Kuijper et al. (2005)) naar de effecten van verlichting op de meervleermuis. De meervleermuis behoort, net als de watervleermuis, tot het geslacht Myotis, waarvan in de regel wordt aangenomen dat de meeste soorten lichtmijdend zijn. Soortgelijk onderzoek naar de watervleermuis is voorzover bekend niet uitgevoerd. Zij toonden bij hun onderzoek in Friesland aan dat op verlichte locaties minder wordt gejaagd en dat aanwezigheid van puntverlichting op vliegroutes leidt tot afwijkend gedrag, namelijk keren. De meeste dieren keerden al voordat zij in de verlichte zone kwamen, een aantal dieren keerde pas in deze zone. Uiteindelijk bleken de dieren de zone wel te passeren, maar duidelijk kon worden gemaakt dat verlichting een verstorend effect heeft op het gedrag van vleermuizen. Het aanbrengen van verlichting had het grootste negatieve effect op locaties waar reeds in zekere zin sprake was van barrièrewerking, zoals een sluis. Daarnaast is ook de richting van de lichtbundel, dwars op of in de lengte van de vliegrichting, van belang. Wanneer het licht dwars op een watergang schijnt, is slechts sprake van een verlichte zone; verlichting die schijnt in de richting van de vliegroute kan al op een grotere afstand zorgen voor verstoring omdat deze beter zichtbaar is. De werkelijke invloed hiervan op het gedrag van vleermuizen is echter nog niet bekend (Kuijper et al. 2005).

licht richhting

De lichtsterkte en de afstand van de verlichtingsbron tot locaties die van belang zijn voor vleermuizen bepalen, in combinatie met de richting van het licht en de aanwezigheid van barrières, of negatieve effecten optreden op vleermuizen. Bij een maanloze (nieuwe maan) en onbewolkte nacht bedraagt de lichtsterkte rond 0,0012 lux. De lichtsterkte tijdens volle maan en heldere hemel bedraagt 0,12 tot 0,25 lux (Hecker & Brigham 1999; Van der Vegte 2005;). Onder deze omstandigheden blijken negatieve effecten uit te gaan op het aantal uitvliegende dieren van kolonies en het tijdstip waarop deze dieren uitvliegen (Voute et al 1974 Boldogh & Dobrosi 2007). Over het algemeen lijken vleermuizen tijdens volle maan later uit te vliegen en of op relatief donkere plekken te foerageren. Onduidelijk is of dit maanmijdend gedrag mede veroorzaakt wordt door een gemiddelde lagere temperatuur, en daarmee gekoppeld lager insectenaanbod, tijdens nachten met volle maan.

Het onderzoek van Kuijper et al. (2005) was beperkt van opzet en het is bijvoorbeeld niet duidelijk wat de effecten zullen zijn van het aanbrengen van een aaneengesloten zone van verlichting in de lengte van de vliegroute. Daarnaast kon ook niet worden onderzocht of vleermuizen wennen aan de nieuwe situatie of hun vliegroute verleggen. In hun voedselgebied lijken met name mannetjes meervleermuizen zich af en toe tolerant op te stellen ten opzichte van verlichting, vooral bij extreme weersituaties zoals veel wind en aanhoudende miezerregen (Haarsma 2003). De reden hiervoor is mogelijk het vrijwel ontbreken van voedsel, waardoor de vleermuizen uitwijken naar verlichte locaties. Over het algemeen tolereert de meervleermuis geen licht (meer dan 0,5 lux over een lengte van 20 meter) in de foerageergebieden. Van der Vegte (2005) geeft op grond van een onderzoek in Leiden aan dat meervleermuizen de voorkeur geven aan een langere, donkere omweg dan aan een kortere maar verlichte route.

Dat verlichting negatieve effecten heeft op het gedrag van meervleermuis staat zo goed als vast, al is nog niet duidelijk wanneer en in welke mate sprake is van significant negatieve effecten op bijvoorbeeld de lokale populatie. Als stelregel geldt dat lange verlichte stukken (> 20 meter), waarbij de lichtsterkte groter is dan 0,5 lux, dienen te worden afgeschermd.

Ook van de watervleermuis is bekend dat de soort lichtmijdend is; de soort lijkt tijdens foerageren echter meer te tolereren dan de meervleermuis. De watervleermuis vliegt in de regel pas een half uur na zonsondergang uit, terwijl zijn voornaamste prooidieren juist actief zijn in de schemering. Als gevolg daarvan wordt een belangrijk deel van de activiteitspiek van de prooidieren gemist. Predatormijdend gedrag lijkt hieraan ten grondslag te liggen (Rydell et al. 1996).

Meer lezen?

licht en meervleermuizen
238 Downloads
1.18 MB
Lichtkleur
194 Downloads
314.97 KB
Presentatie licht en vleermuizen
219 Downloads
3.08 MB
Randeffecten snelweg licht en geluid
127 Downloads
747.04 KB
randeffecten_snelwegen vleermuizen geluid licht
115 Downloads
747.04 KB

 Trage vleermuizen mijden licht

Vleermuiswerkgroep Nederland is een kennis centrum, voor advies, voorlichting en ecologisch onderzoek. We verzamelen verspreidingsgegevens en zijn (mede) verantwoordelijk voor een landelijk meetnet. Wij voeren echter geen planologisch onderzoek uit.

Wat doen we wel:

  • we kunnen advies geven over de te verwachten soorten in een plangebied.
  • we kunnen (op basis van expert judgement) kort advies geven over de verwachte negatieve effecten van werkzaamheden in een plangebied

Wat doen we niet:

  • we gaan niet het veld in, en komen ook niet ter plaatsen kijken
  • we voeren geen quickscan of aanvullend natuuronderzoek uit

SEVON

Mocht u kennis hebben van een grootschalig (regionaal/ landelijk) project waar vleermuizen in gevaar komen, dan raden we u aan contact op te nemen met SEVON (Stichting Ecologisch Onderzoek Nederland), www.stichtingSEVON.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Vraag een ecologisch adviesburo

Voor alle andere projecten geven we hieronder een lijst met ecologische adviesbureaus met vleermuizen als specialiteit. Sommige bureaus hebben slechts een aantal gespecialiseerde medewerkers, ander zijn grotendeels gespecialiseerd op vleermuizen. We raden aan een lokaal adviesbureau te kiezen, omdat deze vaak ook regionale kennis hebben relevant voor een onderzoek. De adviesbureaus staan gesorteerd op alfabet en gegroepeerd per provincie. Deze bureaus kunt u benaderen voor advies en aanvullend vleermuisonderzoek. Onze (voormalige) sponsors hebben we hier gemarkeerd met groen (dit zijn wat ons betreft aanraders) :

(noot: fouten of aanvullingen in deze lijst kunt u melden bij: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.)

Friesland  

Friesland. Altenburg & Wymenga, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.altwym.nl, Feanwalden

Friesland. John Melis Ecologie, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.jmecologie.nl, Jubbega

Gelderland

Gelderland. Eco Groen Advies en Onderzoek naar Vleermuizen Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Wageningen

Gelderland. Ecologisch adviesbureau Mulder, www.ecologischadviesbureau.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Beemte broekland

Gelderland. Econsultancy, www.econsultancy.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Gelderland. Ekoza, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.ekoza.nl, Arnhem

Gelderland. Jasja Dekker Dierecologie, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.jasjadekker.nl

Gelderland. Laneco, www.laneco.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Ede

Gelderland. Loo Plan , Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.looplan.nl, De Steeg

Gelderland. Natuurbalans - Limes Divergens, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.natuurbalans.nl, Nijmegen

Gelderland. NatuurInclusief, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.natuurinclusief.nl, Borculo

Gelderland. Viridis. www.bureau-viridis.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. , Culemborg

Landelijk

Landelijk. ARCADIS Nederland BV, arcadis.com

Landelijk. Bureau Waardenburg, ww.buwa.nl,  Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Culemborg

Landelijk. Haskoning. Royalhaskoningdhv.com

Landelijk. Regelink ecologie en landschap. www.regelink.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Landelijk. Tauw. www.tauw.nl

Limburg 

Limburg. Bionet natuuronderzoek. www.bionetnatuur.eu, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Stein

Flevoland

Flevoland. Landschapsbeheer Flevoland, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Noord-Brabant 

Noord-Brabant. Ecologica, www.ecologica.eu, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Maarheze

Noord-Brabant. Vosnatuurbeheer. www.vosnatuurbeheer.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Esch.

Noord-Holland 

Noord-Holland. Adviesbureau E.C.O. Logisch, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.eco-logisch.com, Leimuiden

Noord-Holland. Elsken ecologie, www.elskenecologie.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Adam

Noord-Holland. Landschap Noord-Holland. www.landschapnoordholland.nl/zakelijk, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Noord-Holland. Endemica. www.endemica.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Alkmaar

Overijssel 

Overijssel, Ecogroen, www.ecogroen.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Zwolle.

Overijssel. Silvavir, www.silvavir.com, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Deventer

Overijssel. Ecomilieu advies. Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Daarle

Overijssel. Batweter onderzoek en advies, www.batweter.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Rossum

Zuid-Holland 

Zuid-Holland. Aqua-Terra Nova, www.aquaterranova.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Naaldwijk

Zuid-Holland. BSR. www.bureaustadsnatuur.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Rotterdam

Zuid-Holland. By Nature, www.bynatureadvies.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Zuid-Holland. Eco-Niche, www.eco-niche.nl , Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Leiden

Zuid-Holland. Ecoresult, www.ecoresult.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. Alblasserdam

Zuid-Holland. Konings ecologie, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Wassenaar

Zuid-Holland. Maasarend, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., www.maasarend.nl, Raamsdonkveer

Zuid-Holland. www.vdhelm.nl , Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Berkel en Rodenrijs

Zuid-Holland. Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland, www.zwgzh.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Den Haag.

  

Wat is Stroomversnelling?

In Nederland is momenteel een groot project gaande, genaamd Stroomversnelling. Dit project houdt in dat er 111.000 huurwoningen (meestal na de oorlog gebouwd) een renovatie krijgen, waarna de woning energieneutraal moet worden. Dit wordt ook wel ‘nul-op-de-meter’ (NoM) genoemd. Dit project wordt door drie grote bouwbedrijven gecoördineerd: BAM Woningbouw, Dura Vermeer en VolkerWessels. Stroomversnelling opereert ook als Vereniging onder de zelfde naam en ontwikkelt een Keurmerk. Bij de Vereniging hebben zich ook andere bedrijven aangesloten.

Hoe werkt Stroomversnelling?

Om al die woningen energieneutraal te maken is voor een rigoureuze aanpak gekozen. De woning wordt als het ware helemaal ‘ingepakt’. Dit betekent dat er vóór de bestaande gevel een compleet nieuwe voor- en achtergevel wordt geplaatst en er werkzaamheden aan het dak zijn.

De werkzaamheden per ‘eenheid’ zijn binnen twee weken  uitgevoerd, een hele straat kan ook in twee weken gedaan worden.

Wat is het probleem?

Het probleem dat daarbij speelt, is dat er ook beschermde diersoorten gebruik maken van verblijven in- of aan de woning. Denk hierbij aan Huismus, Gierzwaluw, Steenmarter en de verschillende soorten vleermuizen.

Er dreigt hier een conflict tussen milieudoelstellingen enerzijds (realiseren van energieneutrale woningen) en biodiversiteitsdoelstellingen anderzijds (behoud en versterking van populaties beschermde soorten). Over beide zijn Europese afspraken gemaakt; beide moeten daarom doorgang vinden maar kunnen elkaar in de weg zitten. De VLEN en de Zoogdiervereniging zijn ook voor de aanpak van het klimaatprobleem, onder andere door energieneutrale woningen, maar dat mag dan niet ten koste gaan van beschermde diersoorten zoals vleermuizen. Daarom onze aandacht voor dit project.

Ontheffing Flora- en faunawet

Om dit project te kunnen uitvoeren, is door de bouwbedrijven een ontheffing van de Flora- en faunawet ex art 75 aangevraagd. De staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken heeft deze ook verleend op 30 december 2015. Deze experimentele ontheffingen zijn geldig van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017. De ontheffingen zijn verleend op grond van: volksgezondheid, groot openbaar belang en geen andere bevredigende oplossing. Er is ontheffing verleend voor artikel 11: beschadigen, verstoren en vernielen van vaste rust- en verblijfplaatsen. In de ontheffingen zijn voorwaarden opgenomen die je onderaan deze pagina vindt.

Samenvatting van de zorgen omtrent vleermuizen, genoemd in bezwaarschift: 

  • Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soorten tot een minimum te beperken, stelt u maatregelen voor zoals beschreven in de hoofdstukken 5, 7 en 8 van het bij de aanvraag gevoegde rapport “Rapport – Aanvraag ontheffing Flora en faunawet” van 16 december 2015. De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Aanvullend hierop dient bij de aanwezigheid van massawinterverblijven van vleermuizen maatwerk plaats te vinden.
  • U dient een melding te doen bij het bevoegde gezag indien u de ingekorven vleermuis aantreft. Deze melding dient vergezeld te gaan door een plan van aanpak met betrekking tot de ingekorven vleermuis. Pas nadat u goedkeuring ontvangen heeft van het bevoegde gezag kunnen de werkzaamheden met betrekking tot de ingekorven vleermuis uitgevoerd worden.
  • Daarnaast dienen permanente kasten onderhouden te worden zodat deze functioneel blijven.
  • vooraf geborgd dat voorzien wordt in voldoende alternatieven die in kwantiteit en kwaliteit overeenkomen met de huidige functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen voor de aanwezige populatie van de baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, ingekorven vleermuis, kleine dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en de tweekleurige vleermuis.
  • Indien uit de blijkt dat er in de omgeving onvoldoende alternatieve verblijfplaatsen binnen het netwerk aanwezig zijn worden er tijdelijke alternatieven aangeboden in de vorm van vleermuiskasten.
  • Wanneer niet voorkomen kan worden dat er in de kwetsbare periode moet worden gewerkt, worden voorafgaand aan de renovatie- en isolatiewerkzaamheden de verblijfplaatsen . In iedere te renoveren/isoleren woning worden permanente alternatieven gerealiseerd in de vorm van kopgevelinbouwkasten, ruimtes onder de dakgoot, boeiboorden en dergelijke, voorzieningen bij installatieruimtes op platte daken van (veelal) hoogbouw en opbouwkasten.
  • waarbij in elke te renoveren woning verblijfmogelijkheden voor vleermuizen, gierzwaluw en de huismus worden geplaatst – de voorzorgsbenadering
  • Door de gekozen inrichting, werkwijze en de planning (buiten kwetsbare periodes) wordt schade aan vleermuizen, gierzwaluw en de huismus zoveel mogelijk voorkomen. De meerwaarde van deze aanpak zit in het feit dat er meer verblijfplaatsen voor de betreffende soorten aangebracht worden dan bij de reguliere ontheffingverlening noodzakelijk is.

Aanvullende voorschriften

 De belangrijkste voorschriften uit de ontheffing mbt vleermuizen zijn hieronder gekopieerd:

  • Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren.
  • U dient tijdig de verblijfplaatsen van de bij de omgevingscheck aangetroffen soort(en) buiten de kwetsbare periode van de betreffende soort(en) te verwijderen of ontoegankelijk te maken indien de isolatiewerkzaamheden tijdens de kwetsbare periode uitgevoerd zullen worden. De kwetsbare periodes voor de vleermuizen zijn de winterperiode (november tot met maart, ofwel bij temperaturen lager dan 10° Celsius) en de kraamperiode (medio mei tot medio juli). De kwetsbare periode van de steenmarter is de voortplantingsperiode (van april tot en met juli). De kwetsbare periode van de gierzwaluw en de huismus is de voortplantingsperiode (respectievelijk van april tot en met juli en van april tot en met augustus). Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kunnen deze periodes langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige2 op het gebied van de baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, ingekorven vleermuis, kleine dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis, tweekleurige vleermuis, steenmarter, gierzwaluw en de huismus.
  • Het veldbezoek voor de omgevingscheck dient in een ecologisch zinvolle periode van het jaar te worden uitgevoerd door een deskundige op het gebied van de aangevraagde soorten.
  • De permanente kasten dienen van weerbestendig materiaal gemaakt te zijn.
  • De permanente kasten dienen onderhouden te worden zodat deze functioneel blijven.
  • Bij vleermuissoorten, waarvan bekend is dat deze niet of zelden gebruik maken van de voorgestelde maatregelen, dienen soortspecifieke maatregelen aangebracht te worden. Deze soortspecifieke maatregelen dienen in overleg met een deskundige op het gebied van vleermuizen gerealiseerd te worden.
  • Indien soortspecifieke maatregelen niet mogelijk blijken, kan de woning niet volgens de huidige ontheffing gerenoveerd worden.
  • U dient een melding te doen bij het bevoegde gezag indien u de ingekorven vleermuis aantreft. Deze melding dient vergezeld te gaan door een plan van aanpak met betrekking tot de ingekorven vleermuis. Pas nadat u goedkeuring ontvangen heeft van het bevoegde gezag kunnen de werkzaamheden met betrekking tot de ingekorven vleermuis uitgevoerd worden.
  • Waar de laatvlieger, gewone grootoorvleermuis en de grijze grootoorvleermuis (vermoedelijk) aanwezig zijn, dient een langere kwetsbare periode (kraamtijd) aangehouden te worden.
  • Bij de aanwezigheid of het vermoeden van de aanwezigheid van de laatvlieger dient in dit deel van het te renoveren plangebied in beide kopgevels van elk blok een verblijf voor de laatvlieger geplaatst te worden.
  • Waar mogelijk dienen de aanwezige daklijsten, boeiborden en dergelijke toegankelijk te worden gemaakt voor vleermuizen.
  • Indien uit de omgevingscheck of andere bronnen blijkt dat in een te renoveren hoogbouw een (massa)winterverblijf van vleermuizen aanwezig is, dient vóórafgaand aan de start van de werkzaamheden overleg gevoerd te worden met het bevoegde gezag om maatwerkafspraken te maken over de te nemen mitigerende maatregelen.
  • U dient direct voorafgaand aan de werkzaamheden uit te sluiten dat er exemplaren van de aangevraagde soorten aanwezig zijn in de te isoleren panden. Indien er nog exemplaren van de soort(en) aanwezig zijn, dient u aanvullende maatregelen te nemen om het/de gebouw(en) ongeschikt te maken voor de soort(en). U dient de start de werkzaamheden uit te stellen tot er geen exemplaren van de aangevraagde soorten meer aanwezig zijn in het gebouw.
  • U dient vóór de start van de werkzaamheden een monitoringsprotocol op te stellen en ter goedkeuring aan RVO voor te leggen  […] Op 14 locaties dienen 6 woningblokken te worden gemonitord […] Tussentijdse resultaten dienen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in september 2016 ter beoordeling aan het bevoegde gezag overlegd te worden en besproken om waar nodig gedurende de duur van de ontheffing bij te sturen.
  • De werkzaamheden en bovengenoemde voorschriften dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend.
  • U dient een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin bovengenoemde voorschriften. Alle betrokken partijen, met name ook de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, dienen van het werkprotocol op de hoogte gesteld te worden.
  • Deze ontheffing kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de ontheffinghouder zich niet houdt aan de voorschriften.

Wat zou jij kiezen?

Vleermuizen gebruiken vaak de zijgevel van een blok rijtjeshuizen. Vleermuizen leven in grote groepen van 30 tot wel 700 dieren. Fysiek is het niet mogelijk om zo'n grote groep in een vleermuiskast te huisvesten. Verder zijn de omstandigheden qua klimaat en afmetingen van een vleermuiskast totaal verschillend van een spouwmuur. Vergelijk het met een villa en een mini-vouw caravan. Als wij mensen zouden kunnen kiezen zouden wij toch ook liever in de villa met jaccuzi willen wonen?

 

Een villa of een vouw caravan

verblijfplaats lemmer 1

kastmodeljb 2

 Natuurinclusief bouwen

Daarom is het nodig om "natuurinclusief" te bouwen. Alleen op die manier blijven er uiteindelijk voldoende verblijfplaatsen voor vleermuizen over. De meest simpele maatregel, is al zorgen dat er boeiborden aan de gevel komen of blijven, waarachter groepen vleermuizen (tijdelijk) kunnen verblijven. Het inbouwen van kleine kasten is in de regel een prima maatregel voor paarverblijven.

Voor kraamverblijven is echter meer nodig, omdat het grotere groepen betreft. Isoleren mét behoud van een luchtspouw voor vleermuis is mogelijk en wordt dan ook met klem aangeraden. Alleen zo kunnen vleermuisverblijven in gebouwen voor lange termijn behouden worden.

isolatie spouw 
(overgenomen uit brochure vleermuisvriendelijk bouwen (in lijst 'Meer lezen' hieronder)

 

Denk verder bij isolatie ook aan de vloeren en aan de ramen (HR++ glas), daarbij kan geen schade aan dieren worden toegebracht en het levert wel energiebespraring op.