Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze vervangt 3 wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Alle in Nederland voorkomende inheemse vleermuissoorten zijn aangemerkt als beschermde diersoorten. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren (en planten) niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden (algemene verbodsbepalingen).

Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 1.11). Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. In het geval van vleermuizen gaat het hier niet alleen om verblijfplaatsen, maar ook vliegroutes en jachtgebieden. De Wet natuurbescherming heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen, beheeractiviteiten e.d.
De Wet natuurbescherming beschermt de volgende vleermuissoorten (op alfabetische volgorde):

  1.   Baardvleermuis (Myotis mystacinus)
  2.   Bechstein’s vleermuis (Myotis bechsteinii)
  3.   Bosvleermuis (Nyctalus leisleri)
  4.   Brandt’s vleermuis (Myotis brandtii)
  5.   Franjestaart (Myotis nattereri)
  6.   Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus)
  7.   Gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus)
  8.   Grijze grootoorvleermuis (Plecotus austriacus)
  9.   Grote hoefijzerneus (Rhinolophus ferrumequinum)
  10.   Ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus)
  11.   Kleine dwergvleermuis (Pipistrellus pygmaeus)
  12.   Kleine hoefijzerneus (Rhinolophus hipposideros)
  13.   Laatvlieger (Eptesicus serotinus)
  14.   Meervleermuis (Myotis dasycneme)
  15.   Mopsvleermuis (Barbastella barbastellus)
  16.   Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii)
  17.   Rosse vleermuis (Nyctalus noctula)
  18.   Tweekleurige vleermuis (Vespertilio murinus)
  19.   Vale vleermuis (Myotis myotis)
  20.   Watervleermuis (Myotis daubentonii) 

Invulling per provincie

De Wet natuurbescherming maakt invulling van de wet door provincies mogelijk, hiertoe kunnen provincies een eigen invulling geven aan de bescherming van soorten. Wat betreft vleermuizen hanteren alle provincies gelijke richtlijnen, met kleine nuance verschillen. De Rijksoverheid is alleen nog verantwoordelijk voor de landelijke ontheffingsaanvragen en de landelijke gedragscodes.

Mogelijkheid voor vrijstellingen en ontheffingen

Bij ruimtelijke plannen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen of om de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. In sommige situaties is het mogelijk bij het bevoegd gezag (de provincies) een ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. 

  • Een vrijstelling is een uitzondering op een verbod. Deze geldt voor iedereen die aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet. Voor alle vleermuissoorten bestaan geen vrijstellingen voor ruimtelijke ontwikkelinge en inrichting.
  • Een ontheffing is een besluit waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt

 

Een ontheffing voor vleermuizen kan alleen worden verleend wanneer:

  • Er geen andere bevredigende oplossing bestaat;
  • Er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
  • Er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

  Vleermuizen kunnen slachtoffer worden van een windturbine, voor de plaatsing is dan ook een vergunning van de wetnatuurbescherming nodig

Vleermuizen kunnen slachtoffer worden van een windturbine, voor de plaatsing is dan ook een vergunning van de wetnatuurbescherming nodig (peter twisk)

Plicht om vooraf te toetsen

Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk. Deze moet tijdens de uitwerking van zijn plannen of tijdens het plannen van werkzaamheden het volgende in kaart brengen:

  • Welke beschermde dier- en plantensoorten komen in en nabij het plangebied voor?
  • Heeft het realiseren van het plan of de uitvoering van geplande werkzaamheden gevolgen voor deze soorten?
  • Zijn deze gevolgen strijdig met de algemene verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming?
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig aangepast worden dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden, of zodanig uitgevoerd worden dat de invloed op beschermde soorten verminderd of opgeheven wordt?
  • Is, om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten, vrijstelling mogelijk of ontheffing (Wet natuurbescherming) van de verbodsbepalingen vereist?
  • Welke voorwaarden zijn verbonden aan vrijstellingen of ontheffingen en welke consequenties heeft dit voor de uitvoering van het plan?

  

Algemene zorgplicht

Ten opzichte van eerdere wetgeving voor soortbescherming is nieuw, dat alle dieren en planten door de Wet natuurbescherming beschermd worden, omdat hun bestaan op zichzelf waardevol is, zonder te kijken welk nut de dieren en planten voor de mens kunnen hebben. Dit wordt de intrinsieke waarde genoemd. Vanuit deze intrinsieke waarde is ook de algemene zorgplichtbepaling opgenomen. Hierin staat dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Ook mag men het welzijn van dieren niet onnodig aantasten en dieren onnodig laten lijden. De algemene zorgplicht geldt voor alle in het wild levende dier- en plantensoorten, ook voor de soorten die niet als beschermde soort aangewezen zijn onder de Wet natuurbescherming.
Het is een aanvulling op de algemene verbodsbepalingen, die uitsluitend betrekking hebben op beschermde soorten. Het artikel biedt de mogelijkheid om op te treden tegen ongewenste handelingen jegens beschermde dieren en planten, welke niet nadrukkelijk in één van de verbodsbepalingen zijn genoemd. Er bestaat geen wettelijke sanctie op overtreding.

 

 

Meer informatie?

Er bestaat (nog) geen informatie folder over omgang met vleermuizen. Sommige provincies hebben informatie samengevat in een document, hieronder vindt u als voorbeeld de handreiking van provincie Overijssel. Verouderde informatie over de voormalige flora-en faunawet kunt u nalezen in de brochure “Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten!” van het ministerie van LNV.