Hulp

Veel mensen zijn bang dat vleermuizen ziektes kunnen overbrengen. Een zeer klein aantal vleermuizen in Nederland is inderdaad besmet met hondsdolheid, maar als u geen onnodige risico’s neemt, is de kans op besmetting zeer klein. Sinds de uitbraak van Covid-19 hebben mensen, zeer begrijpelijk, het vermoeden dat Nederlandse vleermuizen ook deze ziekte kunnen hebben. Dit klopt echter niet. Hier vindt u informatie over deze ziekte en advies over wat te doen wanneer u of uw huisdier door een vleermuis gebeten is.

Ga snel naar de volgende onderwerpen: hondsdolheid en Covid-19

 

Hondsdolheid

Hondsdolheid wordt veroorzaakt door een virus van het geslacht Lyssavirus, behorend tot de familie van Rhabdoviridae. Rabiës is een zogenaamde zoönose, een ziekte die via dieren op de mens kan worden overgebracht. De dieren zelf hoeven niet ziek te worden, maar kunnen wel drager zijn van het virus. Er is inmiddels een tiental varianten (genotypen) van het rabiësvirus gevonden. De eerste variant is het klassieke rabiësvirus dat bij carnivoren zoals vos, wolf en hond wordt gevonden. Overigens komt deze variant in Nederland al tientallen jaren niet meer voor. De meeste andere varianten worden alleen bij vleermuizen gevonden. In Europa zijn twee typen gevonden: het European Bat Lyssa Virus I en II. EBLV I wordt bij laatvliegers gevonden en EBLV II bij meervleermuizen. Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 120 vleermuizen getest op rabiës omdat zij contact met mensen hebben gehad. Daarvan blijken er gemiddeld 8 inderdaad met het virus besmet te zijn. Op een totaal aantal van naar schatting 800.000 vleermuizen in Nederland is dat natuurlijk maar een uiterst gering aantal. 

In met name oost-Europa komt hondsdolheid nog vrij algemeen voor bij wilde dieren, oa vossen, wilde honden en katten. Het betreft hetzelfde Europese Lyssa virus. De hoeveelheid virusmateriaal die wordt overgedracht bij een beet door een hond is vele male groter dan tijdens een beet door een vleermuis. Onderstaand protocol geldt dus alleen voor vleermuizen.

hondsdolheid bij wild levende dieren muv vleermuizen

Waargenomen besmettingen tussen 2010 en 2015 van wild levende dieren (muv vleermuizen) met hondsdolheid.

 

Besmettingsbron en wijze van overdracht

Bij besmette (‘rabide’) dieren bevindt het virus zich in het speeksel en het wordt overgebracht door bijten of likken. Via huidwondjes of slijmvliezen kan het virus in het lichaam binnen dringen. Vanuit de plek waar het virus binnenkomt vermenigvuldigt het zich eerst in de spieren en gaat dan via het zenuwstelsel naar de hersenen. In theorie kan het virus ook op andere manieren worden overgebracht, bijvoorbeeld door aanraking van een vleermuis die net zijn huid of vacht heeft schoongelikt of via urine of keutels. Hoewel dit vooralsnog theoretische mogelijkheden zijn, wordt toch geadviseerd om nooit vleermuizen of keutels met de blote handen aan te raken.

Ziekteverschijnselen bij de mens

Hondsdolheid heeft een incubatieperiode van gemiddeld één à twee maanden, maar dit kan variëren van enkele dagen tot een jaar, afhankelijk van de plaats van de beet. Het kan zich uiten in een ‘furieuze vorm’ (met krampen en overactief zijn) of een ‘paralytische vorm’, waarbij een verergerende verlamming optreedt. In het begin van de ziekte treden weinig specifieke symptomen op zoals koorts, verminderde eetlust, misselijkheid, braken en hoofdpijn. Later treden zenuwverschijnselen op als krampen of verlammingen, nekstijfheid, hyperactiviteit en stuipen. Bij ongeveer de helft van de mensen treden spasmen op van de slikspieren en halsspieren wanneer water of speeksel weggeslikt moet worden. Mensen krijgen dan watervrees; samen met een verhoogde speekselvloed leidt dat tot schuimvorming op de mond. In een verder stadium treedt coma op, leidend tot de dood door ademhalingsstilstand en hartproblemen.

 Ziekteverschijnselen bij dieren

Ziekte bij dieren gaat gepaard met dezelfde verschijnselen als bij de mens, waarbij honden vaak vooral de ‘furieuze vorm’ laten zien en landbouwhuisdieren de ‘paralytische vorm’. Bij vrijwel alle dieren is een veranderend gedrag één van de eerste symptomen; bij honden is dat vooral agressief gedrag. Landbouwhuisdieren zonderen zich af van de kudde. Opvallend is dat bij katten in Nederlang nog nooit een vleermuisvirus is geconstateerd; in Frankrijk zijn twee beschreven gevallen.

Gebeten?

Op deze webpagina vindt u een stappenplan wat te doen na direct contact tussen mens en vleermuis of tussen huisdier en vleermuis. U kunt ook bijhorende achtergrond informatie doorlezen, zie hiervoor onder aan deze webpagina. 

Deze informatie is alleen relevant bij een bijt-incident. Indien u de vleermuis alleen maar heeft aangeraakt is er niks aan de hand. Wilt u het zekere voor het onzekere lees dan vooral verder. We onderscheiden de volgende situaties:

1. Contact met een mens, de vleermuis is verdwenen

2. Contact met een mens, de vleermuis is gevangen

3. Contact met een huisdier, de vleermuis is verdwenen

4. Contact met een huisdier, de vleermuis is gevangen

 

1. Contact met een mens, de vleermuis is verdwenen.

We adviseren de volgende stappen:

  • Zoals bij alle beetwonden van (wilde) dieren moet de beetwond of aanraakplek goed worden gewassen met warm water en zeep en vervolgens gedesinfecteerd met 70% alcohol of jodiumtinctuur.
  • Neem zo snel mogelijk contact op met uw huisarts of GGD, liefst binnen 48 uur. Indien u gebeten bent in de buurt van het centrale zenuwstelsel (bv in de buurt van uw hoofd), neem dan liefst binnen 24 uur contact op met een huisarts of GGD. Vertel duidelijk dat u door een vleermuis bent gebeten of daarmee contact hebt gehad. Omdat de vleermuis is verdwenen en dus niet meer kan worden vastgesteld of de vleermuis met rabiës was besmet, wordt om elk risico uit te sluiten gestart met een zogenaamd post-expositie vaccinatieprogramma dat uit een serie van 5 vaccinaties bestaat verspreid over 2 maanden. Bij personen met een zwak immuunsysteem wordt op de eerste dag een extra injectie toegediend met MARIG.

 2. Contact met een mens, de vleermuis is gevangen

 Wij adviseren de volgende stappen. Voor advies over het vangen van een vleermuis, zie de vanginstructie.

  • De eerste stap is dezelfde als in de vorige situatie. Zoals bij alle beetwonden van (wilde) dieren moet de beetwond of aanraakplek goed worden gewassen met warm water en zeep en vervolgens gedesinfecteerd met 70% alcohol of jodiumtinctuur.
  • Stel de vleermuis veilig (indien mogelijk) door deze in een doosje / potje te doen of door er een potje overheen te zetten. Zie hiervoor de vanginstructie. Zorg er voor dat de vleermuis niet kan ontsnappen. Maak de vleermuis niet dood! Het blijven beschermde dieren en het doden van de vleermuis kan ook het onderzoek naar de besmetting van de vleermuis bemoeilijken.
  • Neem vervolgens zo snel mogelijk contact op met een vleermuisdeskundige of opvangcentrum. Deze zorgt ervoor dat de vleermuis wordt onderzocht of deze met hondsdolheid besmet is. De uitslag is binnen 24 uur bekend. Wanneer de vleermuis niet besmet blijkt te zijn kunnen vaccinaties achterwege blijven.
  • Als de vleermuis wel besmet blijkt te zijn dan wordt u daarover gebeld en zal u worden geadviseerd om contact op te nemen met uw huisarts of de GGD. Deze zal starten met een zogenaamd post-expositie vaccinatieprogramma dat uit een serie van 5 vaccinaties bestaat verspreid over 2 maanden. Bij personen met een zwak immuunsysteem wordt op de eerste dag een extra injectie toegediend met MARIG.

 3. Contact met een huisdier, de vleermuis is verdwenen

Wij adviseren de volgende stappen. 

  • Neem contact op met uw dierenarts en zeg dat uw huisdier is gebeten door of contact heeft gehad met een vleermuis. Omdat de vleermuis is verdwenen kan niet meer worden onderzocht of de vleermuis met rabiës was besmet en zal direct worden overgegaan tot een eerste vaccinatie.

Voor het vervolg wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties:

  • Huisdieren die binnen een periode van 2 jaar voor het directe contact zijn gevaccineerd. Verdere vaccinaties zijn niet nodig.
  • Huisdieren die langer dan 2 jaar voor het contact zijn gevaccineerd of in het geheel niet zijn gevaccineerd. Het dier ontvangt na 5 dagen een tweede vaccinatie.

4. Contact met een huisdier, de vleermuis is gevangen 

 Wij adviseren de volgende stappen.

  • Stel de vleermuis veilig (indien mogelijk) door deze in een doosje / potje te doen of door er een potje overheen te zetten. Zie hiervoor de vanginstructie. Zorg er voor dat de vleermuis niet kan ontsnappen. Maak de vleermuis niet dood! Het blijven beschermde dieren en het doden van de vleermuis kan ook het onderzoek naar de besmetting van de vleermuis bemoeilijken.
  • Neem vervolgens zo snel mogelijk contact op met een vleermuisdeskundige of opvangcentrum. Deze zorgt ervoor dat de vleermuis wordt onderzocht of deze met hondsdolheid besmet is. De uitslag is binnen 24 uur bekend. Wanneer de vleermuis niet besmet blijkt te zijn kunnen vaccinaties achterwege blijven.
  • Als de vleermuis wel besmet blijkt te zijn dan wordt u daarover gebeld en zal u worden geadviseerd om contact op te nemen met uw dierenarts. Deze zal starten met een zogenaamd post-expositie vaccinatieprogramma dat afhankelijk is van de volgende situatie. 
  • Huisdieren die binnen een periode van 2 jaar voor het directe contact zijn gevaccineerd. Het dier krijgt 1 vaccinatie
  • Huisdieren die langer dan 2 jaar voor het contact zijn gevaccineerd of in het geheel niet zijn gevaccineerd. Het dier ontvangt een vaccinatie en na 5 dagen een tweede vaccinatie

Huisdieren in quarantaine

Als er sprake is van een periode van meer dan 5 dagen tussen het bijtcontact en het bekend worden van de onderzoeksuitslag, en er met name in die periode geen voorlopige maatregelen zijn genomen (vaccinatie), kan een quarantaineperiode van 10 dagen worden overwogen. De beoordeling van die maatregel vindt plaats door een veterinair deskundige. Naast een observatieruimte bij een dierenarts kan ook een hok bij een dierenasiel als quarantaineruimte dienst doen.

Die ruimte moet dan minimaal voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen contact mogelijk zijn tussen het verdachte dier en de overige dieren;
  • er mag geen contact plaatsvinden met het verdachte dier tijdens het verstrekken van drinkwater en voer;
  • de ruimte moet goed reinigbaar en desinfecteerbaar zijn;
  • het verzorgend personeel dient goed te zijn geïnformeerd over de opvang van dergelijke dieren.

Als het huisdier gedurende de quarantaineperiode als rabies-verdacht moet worden beschouwd, dient het dier te worden geëuthanaseerd en voor onderzoek naar het ID-Lelystad te worden gezonden. 

Risicosoorten

Van de 21 in Nederland voorkomende soorten vleermuizen is bij 2 soorten vastgesteld dat deze met hondsdolheid besmet kunnen zijn. Dit betreft de laatvlieger en de meervleermuis. Van de laatvlieger is de laatste jaren gemiddeld 15-20% van de voor onderzoek aangeboden laatvliegers positief op het EBL-virus getest. Het percentage besmette dieren van de totale populatie laatvliegers in Nederland is waarschijnlijk veel kleiner. 

Onder meervleermuizen komt het virus nauwelijks voor. Bij recent onderzoek bleek het percentage besmette meervleermuizen lager dan 0,01% te zijn. Bij de andere Nederlandse soorten is rabiës niet aangetoond. Omdat de verschillende soorten vleermuizen lastig te herkennen zijn, is het toch belangrijk om altijd alert te zijn. Overigens is bij de meest voorkomende vleermuis in Nederland - de gewone dwergvleermuis - het virus nooit gevonden, ook niet buiten Nederland.

 Besmettingsrisico's

Wanneer vleermuizen hun verblijfplaats hebben in uw spouwmuur of onder uw dak levert dat geen enkel gevaar voor u op. Ook voor de vleermuizen die u 's avonds boven de straat of uw tuin ziet vliegen hoeft u niet bang te zijn. Alleen als u een zieke, gewonde, verzwakte of dode vleermuis vindt moet u ervoor zorgen dat u geen risico loopt. In Nederland heeft nog niemand, ook geen huisdieren, kwade gevolgen ondervonden van contact met een met hondsdolheid besmette vleermuis. En dat willen we zo houden. Daar hoeft u niet iets speciaals voor te doen. U kunt de ziekte namelijk alleen maar krijgen als u door een besmette vleermuis wordt gebeten of als u met een wondje op bijvoorbeeld uw handen met een vleermuis in aanraking komt.

Vleermuizen kunnen niet zo goed zien en ‘kijken’ daarom via hun oren: ze luisteren naar de echo's van kreetjes die ze meestal met hun mond uitstoten en krijgen zo een beeld van de omgeving. Dat betekent dat ze - als ze rond willen kijken - hun bek ver open sperren en hoge piepgeluidjes maken. Hoewel zo'n geopende bek er eng uit kan zien betekent het dus niet dat de vleermuis agressief is.

Een vleermuis zal zich zoals ieder ander wild dier natuurlijk wel verdedigen als u hem probeert op te pakken. Zolang u dus niet probeert een vleermuis te vangen of hem met blote handen vast te pakken, is er niets aan de hand. Indien het toch nodig is de vleermuis te vangen, lees dan eerst de vanginstructie.

 

Corona, Sars Cov2 en de ziekte Covid-19

 Hebben vleermuizen in Nederland het nieuwe coronavirus? En zeven andere antwoorden op veel gestelde vragen over vleermuizen, het SARS-CoV-2 virus en de ziekte COVID-19. Het is een begrijpelijke vraag, maar vleermuizen in Nederland hebben niet het nieuwe coronavirus (COVID-19). De uitbraak begon in China en het virus is door ons reisgedrag en overdracht van mens op mens inmiddels over de hele wereld verspreid. Het verspreidt zich momenteel ook in Nederland. Maar waar komt dat virus dan vandaag en waarom worden vleermuizen in China vaak als bron van het virus genoemd. Lees de feiten in onze veel gestelde vragen over vleermuizen en de uitbraak van het nieuwe coronavirus.

Vraag 1: Wat is de oorzaak van de huidige coronavirusuitbraak?

Antwoord: De oorzaak is een infectie met een nieuw ontdekt virus dat behoort tot de familie der Coronavirussen (Coronaviridae). De officiële naam van dit nieuwe coronavirus is SARS-CoV-2 (‘Severe Acute Respiratory Syndrome coronavirus 2’). De ziekte die door infectie met dit virus wordt veroorzaakt heet officieel ‘coronavirus disease 2019’, afgekort COVID-19. Dus als het in de vragen hieronder over dat virus gaat dan staat er SARS-CoV-2. Als het over de ziekte gaat staat er COVID-19.
Dit onderscheid is belangrijk omdat er allerlei andere coronavirussen bestaan (zowel bij dieren als bij mensen) die niets te maken hebben met de huidige COVID-19 epidemie.

Vraag 2: Zijn vleermuizen in Nederland ook geïnfecteerd met het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2?)

Antwoord: Nee, het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) is niet gevonden in vleermuizen in Nederland, ondanks dat in de afgelopen jaren vleermuizen in Nederland uitgebreid op virussen zijn onderzocht. Op basis van genetisch onderzoek lijkt het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) het meeste op coronavirussen die gevonden zijn in een Aziatische soort hoefijzerneusvleermuis (Rhinolophus affinis). Deze vleermuissoort komt wijd verspreid voor in Zuid- en Zuidoost-Azië, maar niet in Europa. Vleermuizen uit Zuid- en Zuidoost Azië staan ook niet in contact met populaties vleermuizen in Europa.

Vraag 3: Waar komt het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) vandaan?

Antwoord: Uit genetische vergelijking van SARS-CoV-2 met andere coronavirussen blijkt dat het RNA (een soort genetisch materiaal) van SARS-CoV-2 voor 88% overeenkomt met het RNA van coronavirussen die gevonden zijn bij een soort hoefijzerneusvleermuis (Rhinolophus affinis) in Yunnan provincie, China (zie ook: Lu e.a.2020). 88% lijkt veel overeenkomst, maar het verschil in verwantschap maakt het aannemelijk dat het virus niet direct uit deze Chinese hoefijzerneusvleermuis komt, maar via een andere diersoort, een zogenaamde tussengastheer. Dan zou SARS-CoV-2 eerst van de vleermuis naar de tussengastheer zijn overgesprongen, en dan van de tussengastheer naar de mens. Er zijn wetenschappers die het Javaans schubdier (Manis javanica) - een op Chinese markten veel verhandeld schubdier - aanwijzen als mogelijke tussengastheer, maar zeker is dat nog niet (Lam e.a. 2020).

We denken aan de mogelijkheid van een tussengastheer omdat die ook een rol speelde bij uitbraak van het SARS-coronavirus in 2002. Bij dat SARS-coronavirus was een belangrijke tussengastheer de gemaskerde palmroller (Paguma larvata), een Aziatisch roofdier dat in China geliefd is voor zijn vlees en dus veel op wildmarkten wordt verhandeld.

Corona2

Mogelijke tussen gastheer van bekende sars virussen. Na mutatie in de tussengastheer kan het virus zich van mens tot mens verspreiden.

Vraag 4: Waardoor is het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) in mensen terechtgekomen?

Antwoord: Dit komt waarschijnlijk door intensieve handel in wilde dieren op wildedierenmarkten in Azië. Op dergelijke markten worden veel verschillende wilde diersoorten levend bij elkaar gebracht. Hiermee worden omstandigheden geschapen waaronder virussen gemakkelijk van één diersoort naar een andere kunnen overspringen, en gemakkelijk van dier naar mens kunnen overspringen.

In 2002 waren de eerste mensen met SARS-coronavirusinfectie verbonden met wildedierenmarkten. Ook de uitbraak van SARS-CoV-2 lijkt te zijn begonnen op een wildedierenmarkt, de Huanan Wholesale Seafood Market in Wuhan, waar behalve vis ook veel wilde zoogdieren en vogels werden verkocht. Overigens werden in de Huanan Wholesale Seafood Market afgelopen winter geen vleermuizen gevonden.

chinese markt

Vraag 5: Wat zijn de symptomen van een infectie met het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) bij de mens?

Antwoord: Het SARS-CoV-2 virus leidt bij mensen tot een ziekte die we COVID-19 noemen. Het SARS-CoV-2 virus infecteert daarbij de luchtwegen van de mens. Ziekteverschijnselen kunnen sterk variëren, van geen verschijnselen, milde verschijnselen zoals hoesten en koorts, tot ernstige verschijnselen zoals longontsteking. In de meest ernstige gevallen, een paar procent van vastgestelde infecties, kan infectie tot de dood leiden.

Vraag 6: Hoe worden mensen nu geïnfecteerd met het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2)?

Antwoord: Hoewel een groot deel van de eerste SARS-CoV-2 infecties bij mensen te maken had met de Huanan Wholesale Seafood Market in Wuhan, worden mensen nu over de hele wereld ook besmet door contact met geïnfecteerde mensen. Het is deze eigenschap van mens-tot-mens besmetting die zorgwekkend is, omdat het virus zich daardoor verder kan verspreiden in de humane populatie. Deze besmetting vindt vooral plaats door besmette voorwerpen zoals deurknoppen aan te raken, en ook door uitgehoeste vochtdruppeltjes met virus in te ademen. Daarom worden mensen bij wie SARS-CoV-2 infectie is vastgesteld, of die verdacht zijn van SARS-CoV-2 infectie, in isolatie geplaatst, zodat ze andere mensen niet kunnen infecteren.

Vraag 7: Hoe kan ik infectie met het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) voorkomen?

Antwoord: Om de voorkomen dat je het virus krijgt en om te voorkomen dat het virus zich te snel door Nederland verspreid heeft het RIVM een pakket aan maatregelen opgesteld, waaronder het zo veel mogelijk thuis blijven, het sluiten van scholen, horeca en andere instanties waar mensen regelmatig in groepen bij elkaar komen. Ook wordt aanbevolen vaker de handen grondig te wassen, in de elleboog te hoesten of te niezen en indien men toch andere mensen ontmoet 1,5 meter afstand van elkaar te houden. Het volledige pakket aan maatregelen vind je op de website van het RIVM.

Vraag 8: Zijn vleermuizen in mijn huis en/of tuin gevaarlijk voor mijn gezondheid?

Antwoord: Nee, in het algemeen niet. Er zijn in Nederland geen gevallen bekend van mensen of dieren die ziek zijn geworden door contact met vleermuizen. Vleermuizen in spouwmuren, onder daken of op zolders vormen geen gevaar voor mensen.

Het enige bekende risico is de mogelijke aanwezigheid in met name twee vleermuissoorten (laatvlieger Eptesicus serotinus & meervleermuis, Myotis dasycneme) van een virus dat hondsdolheid (rabiës) veroorzaakt. U kunt zo’n infectie alleen oplopen door direct contact met besmette vleermuizen, zoals een beet van een vleermuis. U kunt dus geen infectie oplopen wanneer u in dezelfde ruimte bent als een vleermuis, of als er buiten vleermuizen bij u in de buurt vliegen. Wel is het van belang om voorzichtig te zijn met vleermuizen die op de grond worden gevonden, en deze dieren niet aan te raken of op te pakken met blote handen. 

 

Informatie over Rabiës voor vleermuiswerkers

Iedere deelnemer aan een vleermuisvang activiteit is verplicht om gevaccineerd te zijn tegen rabiës, en dient ook een titerbepaling te hebben die hoog genoeg was (>1,0 IE/mL) van hooguit twee jaar oud (of 1 jaar oud bij primaire vaccinatieserie). Kijk op deze pagina voor meer informatie.

Als u de gevangen vleermuis niet meteen naar een opvangcentrum of vleermuiswerker kunt brengen, of als deze de vleermuis niet snel kan komen halen, moet voor een tijdelijk onderkomen worden gezorgd. Doe de vleermuis in een goed sluitend doosje of bakje (bijvoorbeeld een schoenendoos of saladebakje). Let op: vleermuizen kunnen zich door de kleinste kiertjes wringen.

Zorg voor voldoende luchtgaatjes (+- 0,5 cm) in de deksel. De doos kan het best op een rustige, koele en niet tochtige plaats neergezet worden.

De meeste vleermuizen kruipen graag weg. Een oude doek op de bodem is hiervoor voldoende. Een vleermuis heeft ook al snel behoefte aan water. Dit kan aangeboden worden op een schoteltje of ondiep omgekeerd dekseltje met daarop een goed nat gemaakte prop keukenpapier of wc-papier. Dat voorkomt dat een zwakke vleermuis in het laagje water zou kunnen verdrinken. Het is soms ook mogelijk een vleermuis wat te laten eten. Als insekteneters zijn vleermuizen verzot op meeelwormen. Let wel, voorkom dat u gebeten wordt! Biedt een meelworm altijd aan via een lepeltje of met een pincet. Zie ook onderstaand filmfragment (van respectievelijk een laatvlieger en een dwergvleermuis).


Let op: een dergelijke huisvesting is bedoeld als tijdelijke huisvesting voordat de vleermuis door een deskundige wordt opgevangen. Zonder speciale ontheffing is het verboden om vleermuizen op te vangen. Het is verboden om vleermuizen als huisdier te houden.


Alle soorten vleermuizen zijn wettelijk beschermd door de Wet natuurbescherming

Alle in Nederland voorkomende vleermuizen zijn wettelijk strikt beschermd, zowel op basis van de Europese Habitatrichtlijn als in de Nederlandse Wet natuurbescherming (Wnb). De Wnb beschermt zowel natuurgebieden (gebiedsbescherming) als soorten planten en dieren op het gehele grondgebied van Nederland (soortbescherming). Het beschermen van verblijfplaatsen van vleermuizen, en hun functionele leefomgeving zoals jachtgebieden en vliegroutes, is erg belangrijk voor het voortbestaan van vleermuispopulaties in Nederland. In Nederland zijn diverse Natura 2000-gebieden aangewezen vanwege het grote belang voor het voortbestaan van vleermuispopulaties in Nederland en Europa. Ook buiten deze specifieke Natura 2000-gebieden zijn vleermuizen beschermd (Wnb hoofdstuk 3 soortbescherming).

Bij initiatieven zoals bouwplannen en bomenkap moet voor beschermde soorten worden aangetoond dat het initiatief niet leidt tot negatieve effecten en dat ‘verslechtering van de staat van instandhouding’ van de desbetreffende soort wordt voorkomen. Belangrijk is dat de Wnb niet alleen verblijfplaatsen van vleermuizen beschermt, maar ook de hierbij horende leefomgeving om deze verblijfplaatsen te kunnen laten functioneren (‘functionele leefomgeving’, zoals een essentiele vliegroute en foerageergebied). Daarom is, bij plannen en projecten die van negatieve invloed kunnen zijn op verblijfplaatsen van vleermuizen, een initiatiefnemer verplicht om gedegen onderzoek te doen naar het voorkomen en de functies van het plan- of projectgebied voor vleermuizen (volgens het vleermuisprotocol). Hierna volgt een toetsing, waarbij wordt beoordeeld of er sprake is van negatieve effecten, en zo ja, of er mogelijkheden zijn om deze te beperken of te voorkomen en of er een alternatief bestaat voor het plan of project.

 

Wat kunt u doen? is een ontheffing aanwezig?

Voor projecten met een potentieel negatief effect op vleermuizen is altijd een natuuronderzoek nodig. U kunt bij de initiatiefnemer, gemeente of provincie navragen of dit ook daadwerkelijk is gebeurd. In sommige gevallen liggen (ontwerp) beschikkingen openbaar ter inzage. Vaak gaat dit digitaal op de websites van betreffende gemeente, provincie en/of omgevingsdienst. Soms wordt tevens gekozen voor publicaties in lokale kranten. Indien u van mening bent dat een project onterecht wordt uitgevoerd, zonder dat hier een natuuronderzoek aan is voorafgegaan, kun u een melding doen bij provincie en/of omgevingsdienst

U kunt zelf ook zelf beoordelen of een natuuronderzoek en toetsing aan de natuurwetgeving goed is uitgevoerd, door de volgende punten te beoordelen:

  • Is het onderzoek uitgevoerd door een vleermuisdeskundige(n)? Gebruikelijk is om de kwalificaties van de onderzoeker(s) op te nemen. Bij grotere en/of onoverzichtelijke projectlocaties is het gebruikelijk dat onderzoek door meerdere vleermuisdeskundigen wordt uitgevoerd. Anders kunnen soorten en/of verblijfplaatsen worden gemist.
  • Is het onderzoek uitgevoerd volgens het vleermuisprotocol? Bij plannen en projecten is het, vanwege de mogelijke gevolgen voor beschermde vleermuispopulaties, van groot belang dat gedegen onderzoek wordt uitgevoerd. Goede uitspraken over de effecten van een plan of project op beschermde vleermuizen staan of vallen bij de gratie van gedegen onderzoek. In Nederland zijn tussen de brancheorganisatie voor groene onderzoeksbureaus (Netwerk Groene Bureaus), de Zoogdiervereniging en het ministerie van Economische Zaken afspraken gemaakt over de eisen waaraan gedegene vleermuisonderzoek moet voldoen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het vleermuisprotocol, dat periodiek tegen het licht wordt gehouden en wordt geactualiseerd. Let erop dat het onderzoek is uitgevoerd volgens het vleermuisprotocol. Dit is te downloaden van de website van het Netwerk Groene Bureaus: http://www.netwerkgroenebureaus.nl/werken-aan-kwaliteit/vleermuisprotocol
  • Zijn alle mogelijke aanwezige vleermuissoorten onderzocht? Op de soortpaginas van deze website kunt u opzoeken welke vleermuissoorten in een gebied zouden kunnen voortkomen (bv: gewone dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis). De terreinkeuze van een vleermuissoort bepaalt daarnaast of een soort wel of niet voorkomt. Hierover is per vleermuissoort informatie te vinden op vleermuis.net. Het is, door het algemene voorkomen, gebruikelijk dat vleermuisonderzoek in de bebouwde kom zich in ieder geval richt op gewone en ruige dwergvleermuizen. Het niet expliciet noemen van bepaalde algemene vleermuissoort is een indicatie dat een onderzoek onvolledig is geweest.
  • Zijn alle mogelijke vleermuisfuncties onderzocht? Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen zijn de volgende functies relevant: de verschillende verblijfplaatsen gedurende het jaar (kraamverblijf, zomerverblijf, paar- en baltsverblijf en winterverblijf), essentiële vliegroute en migratieroute. Vaak wordt ook de functie voedselgebied (jachtgebied) onderzocht, maar alleen zeer grote gebieden zullen essentieel zijn voor een populatie vleermuizen.

Wat voor initiatieven moeten onderzocht en getoetst te worden?

We maken onderscheid tussen activiteiten die slechts tijdelijk van aard zijn (bijv. alleen tijdens de aanlegfase) en activiteiten die permanent een omgeving veranderen.

Tjdenlijke effecten: 

Voorbeelden van projecten van tijdelijke aard en hun potentiële effect op vleermuizen zijn

Omschrijving project   Potentieel effect op vleermuizen
 Nachtelijke renovatiewerkzaamheden aan infrastructuur (spoor, weg, waterweg).  Hinder van vleermuizen die de infrastructuur moeten passeren op hun vliegroute (verlichting). Indien de vliegroute essentieel is voor een populatie, kunnen negatieve effecten optreden.
 Werkzaamheden aan waterwegen of bruggen waardoor een waterweg in de zomermaanden worden afgesloten en/of ’s nachts verlicht.  Hinder voor vleermuizen als de vliegroute van vleermuizen.
 Renovatieprojecten aan huizen, flats, gebouwen. Hierbij komen de gebouwen in de zomermaanden in de bouwsteigers te staan. De aanwezige vleermuisverblijven zijn na afloop van de werkzaamheden nog aanwezig.  Hinder van een verblijfplaats van vleermuizen (dieren kunnen niet uitvliegen, mogelijk last van verlichting). Een verblijfplaats is altijd essentieel voor een populatie.

 

Permanente effecten

Voorbeelden van effecten met een permanent effect zijn:

Omschrijving project   Potentieel effect op vleermuizen
Kap bomenrijen, oudere bomen, houtopstanden* In bomen of in de takken van bomen kunnen zich vleermuisverblijfplaatsen bevinden. Bij dit soort beheerswerkzaamheden bestaat daarom de kans dat vleermuisverblijfplaatsen worden vernietigd. Bij kapwerkzaamheden aan bomenrijen kan een vliegroute worden aangetast.
Renovatie van gebouwen (gevels, zolders), na-isolatie. Indien vleermuizen in de gebouwen verblijven, worden hun verblijfplaatsen vernietigd of beschadigd. Na-isolatie kan tevens leiden tot doden of verwonden van dieren of gehele kolonies.
Aanbrengen van nieuwe verlichting of het aanpassen van bestaande verlichting in de buitenruimte. De buitenruimte wordt meer (of anders) verlicht dan voor deze aanpassing. Nabijgelegen vleermuisverblijven of vliegroutes kunnen hiervan hinder ondervinden.
Dempen van een watergang. Een watergang kan dienen als vliegroute voor vleermuizen. Indien deze gedempt wordt, bestaat de kans dat een vliegroute verdwijnt.

  * alleen een kapmelding voor houtopstanden volstaat in diverse gevallen vaak niet, zeker bij oudere bomen of bomenrijen is doorgaans vleermuisonderzoek nodig om effecten te kunnen bepalen of uitsluiten.

 

Effecten beoordelen, voorkomen, beperken of compenseren

Goed onderzoek bij plannen of projecten levert dus gegevens op over de functies van het plangebied voor vleermuizen. Op grond hiervan wordt door de initiatiefnemer beoordeeld welke effecten (kunnen) optreden op de functies voor vleermuizen. Hieruit kunnen meerdere conclusies volgen:

  1. er is geen effect op de aanwezige vleermuizenpopulaties: het initiatief kan doorgang vinden
  2. er is een effect op verblijfplaatsen van vleermuizen (en/of de functionele leefomgeving hiervan, maar door het nemen van maatregelen worden effecten volledig voorkomen of weggenomen. Het initiatief kan gewijzigd doorgang vinden, en de initiatiefnemer voert deze maatregelen aantoonbaar uit. Vaak komen dergelijke projecten niet onder ogen van het bevoegde gezag, maar neemt de initiatiefnemer zelf maatregelen. Dit kan voor beheer en onderhoud door te werken conform een goedgekeurde gedragscode (zie http://www.ondernemersplein.nl/regel/gedragscode-flora-faunawet/).
  3. Een derde optie is dat er door het initiatief wederom effecten zijn op verblijfplaatsen van vleermuizen, maar dat effecten maar gedeeltelijk kunnen worden weggenomen of verzacht (‘mitigatie’). Ook kan het zijn dat, omwille van het garanderen van de reeds genoemde ‘gunstige staat van instandhouding van de soort’ het nodig is om compenserende maatregelen te nemen. In dit soort gevallen kan een initiatief alleen doorgang vinden mét een ontheffing voor de Wnb. Die kan zelfstandig worden afgegeven door het bevoegd gezag (veelal de betreffende provincie, zie onder), maar soms ook als onderdeel van een zogenaamde omgevingsvergunning, waar dan de ontheffing Wnb onderdeel vanuit maakt. Deze omgevingsvergunning wordt, afhankelijk van het type project, vaak afgegeven door de gemeente of omgevingsdienst

Aan de hand van de verwachte effecten kan het project in diverse gevallen worden aangepast waarbij, soms door hele simpele maar effectieve maatregelen, waarbij effecten worden voorkomen of beperkt (mitigatie). Het gaat dan bijvoorbeeld om aanpassing van de uitvoeringsperiode waardoor kritieke perioden voor vleermuizen zoals de kraam- of overwinteringsperiode worden ontzien, of om het gericht gebruik maken van kunstlicht, waardoor vliegroutes worden ontzien. Indien mitigerende maatregelen niet afdoende zijn worden compenserende maatregelen getroffen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbieden van nieuwe verblijfplaatsen of het realiseren van alternatieve vliegroutes. Meer informatie, over door de bevoegde gezagen voorgeschreven maatregelen zijn te vinden in zogenaamde kennisdocumenten. Er zijn 5 soorten waarvoor zo'n document bestaat (zie onderaan de webpagina voor de documenten), het betreft de gewone dwergvleermuis, ruige dwervleermuis, rosse vleermuis, gewone grootoorvleermuis en de watervleermuis. Alle vleermuissoorten zijn verschillend, het is niet mogelijk om het kennisdocument voor de gewone dwergvleermuis toe te passen op een andere soort!

Hulp inschakelen

Er bestaan zeer veel groene bureaus die vleermuisonderzoek kunnen uitvoeren, soms als specialisme en soms als onderdeel van hun totaalpakket. Wij hebben de adviesbureaus met een specialisme op het gebied van vleermuizen voor u op een rijtje gezet (hier). Wees u ervan bewust dat de mate van ervaring en kennis wisselt tussen bureaus. Deze bureaus zijn ook te raadplegen voor het uitvoeren van een second opinion indien u twijfelt over de kwaliteit van reeds uitgevoerd onderzoek of effectbeoordelingen. U kunt hiervoor ook contact opnemen met één van de regionale vleermuiswerkgroepen.

Verzoek om handhaving door bevoegd gezag

Indien u het vermoeden heeft dat in een gebied plannen of projecten worden uitgevoerd die een negatieve invloed (kunnen) hebben op verblijfplaatsen van vleermuizen (en/of de functionele leefomgeving) kunt u de initiatiefnemer of aannemer hierop aanspreken. Indien deze dan geen (goed) vleermuisonderzoek en/of ontheffing voor de wet Natuurbescherming (voor 1 januari 2017 de voormalige Flora- en faunawet) kan laten zien, biedt dit de mogelijkheid om bij start of tijdens de uitvoering een handhavingsverzoek in te dienen bij het bevoegde gezag voor de wet Natuurbescherming. Dit is in veel gevallen omgevingsdienst of uitvoeringsdienst van de betreffende provincie of deelregio. Indien de initiatiefnemer dan bij een bezoek van de handhavers geen afdoende onderbouwing kan laten zien, is er een mogelijkheid dat de werkzaamheden worden stilgelegd, en deze pas weer doorgang kunnen vinden na afdoende onderzoek en/of het nemen van voldoende maatregelen. We hebben voor u een overzicht gemaakt van het bevoegd gezag per provincie:

Provincie Zuid-Holland: www.ozhz.nlwww.odwh.nl (west-holland), www.dcmr.nl (regio rijnmond), www.omgevingsdiensthaaglanden.nlwww.odmh.nl (midden nederland)

Provincie Noord-Holland: www.rudnhn.nl, www.odijmond.nl, www.odnzkg.nl (noordzeekanaalgebied), www.ofgv.nl (flevoland, gooi en vechtstreek)

Provincie Flevolandwww.ofgv.nl (flevoland, gooi en vechtstreek)

Provincie Utrechtwww.rudutrecht.nl, www.odru.nl

Provincie Zeeland: www.rud-zeeland.nl

Provincie Noord-Brabantwww.odzob.nl (zuid-oost brabant), www.odbn.nl (brabant noord), www.omwb.nl (midden en west brabant)

Provincie Limburg: www.rudlimburgnoord.nl, www.rudzuidlimburg.nl

Provincie Gelderlandwww.oddevallei.nlwww.gelderseomgevingsdiensten.nlwww.odachterhoek.nlwww.odregioarnhem.nl, www.odrivierenland.nl, www.odveluweijssel.nl

Provincie Overijsselwww.odtwente.nlwww.odijsselland.nl

Provincie Drenthe: www.ruddrenthe.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Provincie Groningen: www.od-groningen.nlDit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Provincie Friesland: www.fumo.nl, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

In deze pagina vindt u tips hoe een vleermuis te vangen zonder risico te lopen om gebeten te worden. Als u één of meerdere vleermuizen in huis hebt is het volgende belangrijk te weten:

  • Vleermuizen zijn wettelijk beschermde dieren;
  • Vleermuizen vliegen niet in uw haren;
  • Vleermuizen bijten niet (tenzij u ze probeert vast te pakken).

 

Alleen in uitzonderingsgevallen (zoals de zorg voor een zieke vleermuis of het vrijlaten van een binnen vliegende vleermuis) mogen vleermuizen gevangen worden. In alle andere gevallen is het is verboden vleermuizen te vangen te verstoren en te doden.

vanginstr 

Een veilige manier om een verzwakte of gewonde vleermuis te vangen is de volgende:

  1. Benader de vleermuis langzaam om hem niet te laten schrikken;
  2. Plaats voorzichting een bij voorkeur doorzichtige kom, of potje, blikje of doosje over de vleermuis (NB: gebruik bij voorkeur geen objecten met scherpe delen);
  3. Schuif langzaam een kartonnetje achter / onder de kom, het potje, blikje of doosje
    (zie ook animatie);
  4. De vleermuis zit nu gevangen tussen karton en kom/potje/blikje/doosje;
  5. Als de vleermuis gezond lijkt, bel vervolgens uw gemeente of een vleermuisdeskundige in de buurt;
  6. Als de vleermuis duidelijk verzwakt of gewond is, neem dan contact op met een vleermuis opvangcentrum..

 

Als de te vangen vleermuis wakker is en nogal snel beweegt kunt u ook een doek gebruiken om hem te vangen. Dit werkt als volgt: Bedek de vleermuis met een droge doek, zodat hij met zijn nageltjes daarin vast kan haken. Daarna kunt u het diertje voorzichtig met doek en al in een schoenendoos opbergen.

 

Er hangt een vleermuis buiten aan de muur of boom
U heeft een vleermuis op de grond gevonden
Er vliegt/hangt een vleermuis binnen
U heeft een kolonie vleermuizen in huis
Hulp door deskundige per provincie

 

Wat moet u doen als u een vleermuis vindt? Het antwoord is afhankelijk van de situatie:

  • Wees voorzichtig en lees relevante beschrijvingen goed door.
  • Raak een vleermuis nooit met blote handen aan.
  • Mocht de aanwezigheid van de vleermuis of vleermuizen overlast geven, of er gevaar van verstoring van de vleermuizen bestaan, neem dan contact op met een deskundige of een opvangcentrum (via de knop Hulp - Hulp  per provincie). Deze kan u advies geven over wat u het beste kunt doen.
  • Vleermuizen (en hun verblijfplaatsen) zijn bij de wet beschermd, een plaagdier of ongedierte bestrijdingsbedrijf mag vleermuizen niet zomaar verdrijven. Doen ze dit wel, dan zijn ze in overtreding.

U heeft een vleermuis op de grond gevonden

U doet er verstandig aan de vleermuis niet met blote handen op te pakken. Een vleermuis die zich bedreigd voelt zal proberen te bijten. Bij twee soorten vleermuizen in Nederland kan hondsdolheid (rabiës) voorkomen. Neem daarom geen risico. Indien toch nodig om de vleermuis op te pakken, lees de vanginstructie, en bel vervolgens een vleermuisdeskundige of opvangcentrum (te vinden via Hulp - Hulp per provincie).

Als u een vleermuis op de grond vindt is dat vaak al een teken dat er iets aan de hand is. De vleermuis kan gewond zijn, ziek, verzwakt, dood, of nog te jong om te kunnen vliegen.

 

Dood of diepe slaap?

Of een vleermuis nog leeft of niet is niet altijd duidelijk. In rust kan een vleermuis zijn lichaamstemperatuur laten zakken. Dat gebeurt voor lange tijd tijdens de winterslaap, maar ook vaak overdag in de rest van het jaar. Zo'n afgekoelde vleermuis reageert helemaal niet of zeer sloom. Een bewegingsloze vleermuis hoeft dus niet altijd dood te zijn.

Foto maken en of opsturen voor onderzoek

wegslachtoffer 2

Wanneer de door u gevonden vleermuis dood blijkt te zijn neem dan contact op met een vleermuisdeskundige of vleermuiswerkgroep bij u in de buurt. Vondsten van vleermuizen bieden vaak zeer waardevolle informatie over de verspreiding van soorten in Nederland. Ook kan een vondst duidelijk maken dat vleermuizen in een bepaald gebied bedreigd worden. De vleermuisdeskundige zorgt ervoor dat de gevonden vleermuis wordt geregistreerd en zonodig wordt onderzocht. Indien u geen middelen heeft om de vleermuis mee te nemen of geen deskundige weet te bereiken, verzoeken we u een foto te maken vande gevonden vleermuis. Zorg voor een goede belichting en maak het liefst meerdere foto's, waarvan mininaal een een close-up van het gezicht.

 

Er hangt een vleermuis buiten aan de muur of aan een boom

Het kan zijn dat u overdag buiten aan een boom of een muur een vleermuis ziet hangen. Dat wil nog niet zeggen dat die vleermuis gewond, ziek of verzwakt is!

In mei, juni en juli kan het een jong dier zijn dat uit de kolonieplaats is gekropen of gevallen. De moedervleermuis zal dan op zoek gaan naar haar jong en het jong terug naar de kolonieplaats leiden.

Tussen eind juni en begin augustus, als de jongen van de verschillende soorten vleermuizen voor het eerst gaan vliegen, komt het wel eens voor dat ze na een nacht vliegen gewoon ergens buiten gaan hangen, in plaats van naar hun verblijfplaats terug te keren. Het kan ook zijn dat de vleermuis overdag in zijn verblijfplaats is verstoord, is weg gevlogen en nu hangt bij te komen.

In de seizoenstrek in het voorjaar en najaar vliegen sommige vleermuissoorten wel 40 tot 80 km per dag. In die periode hangen vleermuizen wel eens overdag in de buitenlucht wat uit te rusten van hun inspanningen. Ze kunnen daarbij soms enkele dagen op dezelfde plek hangen.

In al deze gevallen is er niets met de vleermuis aan de hand en is er geen reden voor bezorgdheid. Het is dan ook niet nodig de dieren aan te raken of te vangen. Als de vleermuis op de plek waar hij hangt kwetsbaar is voor huisdieren (bijv. kat) is het wel verstandig de vleermuis in veiligheid te brengen. Dit kan heel simpel gebeuren door de vleermuis op een hogere plaats op te hangen, buiten bereik van huisdieren en dergelijke. Raak daarbij de vleermuis niet met de handen aan, lees van te voren de vanginstructie. Valt de vleermuis op de grond, of is er geen veilige plek waar u hem kunt achterlaten, neem dan contact op met de gemeente of een vleermuisdeskundige (te vinden via de knop Hulp - Hulp per provincie). Doe dit ook wanneer de vleermuis na enkele dagen nog niet verdwenen is.

Het kan ook voorkomen dat u buiten één of meerdere vleermuizen vindt, weggekropen achter een vensterluik, houtbetimmering of in een stapel hout of een andere beschutte plek. Als dit geen overlast oplevert, laat de vleermuizen dan gewoon met rust.

Mocht de aanwezigheid van de vleermuis of vleermuizen of die plek toch overlast geven, of bestaat er gevaar voor verstoring van de vleermuizen, neem dan contact op met uw gemeente of een vleermuisdeskundige (te vinden via de knop Hulp - Hulp per provincie).

Er vliegt of hangt een vleermuis binnen

Het kan voorkomen dat een gezonde vleermuis per ongeluk in een woonruimte terecht komt. Als de vleermuis rondvliegt is het niet verstandig om te proberen deze te vangen. Behalve dat een vliegende vleermuis zich vrijwel niet laat vangen is de kans groot dat het dier bij een vangpoging gewond raakt. Een in uw huis rondvliegende vleermuis heeft waarschijnlijk geen hulp nodig. Het open zetten van een raam of deur in die ruimte is vaak al voldoende om de vleermuis naar buiten te laten vliegen. Lukt dat niet neem dan contact op met uw gemeente of een vleermuiswerker bij u in de buurt.

U heeft een kolonie in huis 

Mensen die ontdekken dat ze een kolonie in huis hebben verwachten meestal allerlei problemen. Toch komt overlast door een vleermuiskolonie maar zelden voor:

  •  vleermuizen 'hangen' alleen in bestaande ruimten: ze maken zelf geen ruimten, knagen niet aan materialen en maken geen nest;
  • vleermuizen brengen geen parasitaire ziekten over op mensen of huisdieren: vleermuizen hebben wel parasieten (bijvoorbeeld vleermuisluizen) maar deze zijn zo aangepast aan vleermuizen dat ze niet in u of uw huisdier geïnteresseerd zijn;
  • vleermuizen planten zich langzaam voort: vleermuizen krijgen slechts 1 jong per jaar, waardoor een kolonie dus ook maar langzaam groeit;
  • vleermuizen vormen alleen kolonies in de kraamperiode (juni-juli) en tijdens deze periode verhuizen ze vaak naar andere verblijfplaatsen. Ze zullen dus slechts kort in uw huis aanwezig zijn;
  • vleermuizen verspreiden zelden een geur; alleen als een grote kolonie een nogal ongelukkige plek uitkiest als kolonieplaats kan geuroverlast voorkomen.

 

 

Uitwerpselen

Veel klachten over vleermuizen gaan niet over de vleermuizen zelf maar over vleermuispoepjes.mestmuur 2

Vleermuispoep is ongeveer net zo groot als muizenpoep. Het verschil is echter dat verse muizenpoep plakkerig is en als het oud is keihard. Vleermuispoep is altijd heel droog en niet hard. Als je een vleermuispoepje tussen je vingers kapot wrijft valt het als stof uit elkaar. Dat komt omdat vleermuispoep alleen bestaat uit de schildjes, pootjes en andere harde restjes van insecten. Doordat vleermuispoep zo droog is gaat het ook niet stinken. Overigens is vleermuispoep, ook wel 'guano' genoemd, de beste mest voor de tuin! Als de vleermuizen behalve de poepjes geen andere overlast veroorzaken is een vleermuisvriendelijke oplossing eenvoudig: regelmatig de poepjes opvegen.

 

Overlast en hulp door deskundigen

Als een kolonie vleermuizen toch voor overlast zorgt, is het belangrijk om te weten dat u niet zomaar vleermuizen mag weghalen of gaten mag dichtstoppen. Neem in zulke gevallen altijd contact op met een deskundige bij u in de buurt. Deze  zoekt met u naar de beste oplossing voor u en de vleermuizen. We hebben voor u de vleermuisdeskundigen per provincie op een rijtje gezet. Selecteer uw provincie: Drenthe, Flevoland, Friesland (Fryslân), Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland.

Meer informatie

Een zeer uitgebreide brochure met als titel Vleermuizen in Huis is te downloaden (zie link onderaan pagina). Er zijn recent updates gemaakt van deze folder, maar daarmee is ze vooral dunner (en dus minder uitgebreid) geworden.

Subcategorieën

Informatie op deze site

Leest u eerst deze site goed door. Misschien vindt u daar al het antwoord op uw vraag. Als u een algemene vraag heeft over vleermuizen, dan kunt u ook contact opnemen met de Zoogdiervereniging of een provinciale zoogdierenwerkgroep.

 

Hulp per provincie

Als u overlast ervaart van een vleermuis, moet u altijd eerst contact opnemen met uw gemeente. Deze behoren een meldpunt te hebben voor vleermuizen en vleermuisproblemen. Bij geen gehoor kunt u contact opnemen met een deskundige in de buurt (zie lijst provincies). Heeft u een gewonde vleermuis gevonden neemt u dan contact op met de dierenambulance of een opvangcentrum dat gespecialiseerd is in het verzorgen van vleermuizen. Hoewel de meeste dierenambulances niet gespecialiseerd zijn in het verzorgen van vleermuizen, weten zij vaak wel een deskundige in de buurt te vinden. Op deze site vindt u de adressen van een aantal gemeentelijke meldpunten en een groot aantal adressen van lokale deskundigen.