Ecologie en soorten

De Eikenprocessierups is de larve van een gelijknamige nachtvlinder die in september haar eitjes legt (tot wel 400 per vrouwtje!)  in de toppen van vooral eikenbomen. Ze overwinteren daar en vanaf april komen de rupsen uit de eitjes. Aanvankelijk zitten ze hoog in de boom. Na een aantal vervellingen vormen groepen rupsen grote nesten op boomstammen. Deze nesten bestaan uit een dicht spinsel van draden, brandharen, vervellingshuidjes en uitwerpselen.
Vanuit hun nesten gaan de rupsen ’s nachts in processie op zoek naar jonge eikenblaadjes. De nesten vind je vooral aan de zonnige zuidkant van stammen in eikenlanen. De rupsen hebben voor mens en dier gevaarlijke brandharen.

Duurzame bestrijding

In bosgebieden, waarin een natuurlijk evenwicht is, veroorzaakt de processierups minder problemen. Dit komt omdat hier natuurlijke vijanden zowel de jonge rupsen als de vlinders opeten.  Vooral jonge rupsen (als deze nog niet veel haren hebben en nog solitair leven) zijn belangrijk voedsel van allerlei mezen. Ook boomklevers en kauwtjes lusten ze graag. De rups verpopt zich tot een nachtvlinder en is dus alleen 's nachts actief. Vleermuizen eten graag de volwassen vlinders. Wat betreft bestrijding hebben vleermuizen een hele belangrijke functie, want elke vrouwelijke vlinder die opgegeten wordt betekent het volgend jaar 400 minder rupsen.

eikenprocessierupsvlinder

Welke soorten vleermuizen kunnen helpen?

De vlinders van de eikenprocessierups zijn best groot. Het zijn daarom vooral de grotere vleermuissoorten die kunnen helpen. Vlinders zijn belangrijke prooien van o.a de bruine en grijze grootoorvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger. In hoeverre andere grote vleermuissoorten zoals de tweekleurige vleermuis, ingekorven vleermuis, franjestaart, bechsteinsvleermuis, meervleermuis en watervleermuis ook deze vlinders eten is nog onbekend. In het buitenland helpen kleine en grote hoefijzerneus ook bij het bestrijden van deze vlinders.

Hoe meer vleermuizen lokken?

Alleen in het voorjaar en najaar kunnen vleermuizen regelmatig in vleermuiskasten gevonden worden. Dat komt goed uit, want dat is precies het moment waarop de eikenprocessierups-vlinder rond vliegt. We raden aan verschillende modellen vleermuiskasten op te hangen. Wilt u onderhoudsvrije kasten, kies dan een houtbetonkast. Wij raden aan de Schwegler 2FN en 3 FN aan (voor respectievelijk o.a. rosse vleermuizen en grootoorvleermuizen). Het is wel altijd zeer belangrijk om kasten regelmatig te onderhouden. Meer informatie over kasten en onderhoud hiervan kun u hier vinden.

 

 

Geen plakband om bomen

Plakstrips, die om bomen worden gewikkeld om de opmars van de eikenprocessierups te stoppen, zijn erger dan de kwaal. Ook vogels en vleermuizen sterven een langzame dood. In 2020 zijn op meerdere plekken dode vleermuizen in de plakstrips terecht gekomen.

Silvia Hellingman, processierups deskundige uit Wapserveen, is met stomheid geslagen over de schaal waarop in heel Nederland dergelijke lijmbanden worden aangebracht. ,,Dit is verschrikkelijk en verwerpelijk. Deze idiotie moet zo snel mogelijk stoppen.’’ Volgens Hellingman is het middel vele malen erger dan de kwaal. De strips zijn niet selectief, ook andere dieren blijven aan de sterke plakstrips hangen en sterven een langzame dood. Hieronder allerlei insecten (ook insekten die juist de processierups opeten), geleedpotigen, vogels en vleermuizen. 

vleermuis dood

Averechtse werking

De plakstrips kunnen bovendien een averechtse werking hebben. De leider van de processie zal als eerste in contact komen met de lijmbanden. Dit leidt tot verstoring van de optocht. Omdat de leider in nood geraakt gaan de andere rupsen massaal hun brandharen afschieten. Met alle nare gevolgen van dien.

Ook deskundige Arnold van Vliet van Wageningen University & Research heeft bezwaren bij het gebruik van plakstrips. De eitjes van de rups bevinden zicht vooral op de jonge takken boven in de boom. Voor het grootste gedeelte van de tijd verblijven de eikenprocessierupsen gewoon boven in de boom. De clusters met verpoppende rupsen blijven ook in de boom (in zo'n cluster zitten honder miljoenen brandharen). Pas in een zeer laat stadium van hun leven zullen de rupsen (in sommige gevallen) naar beneden lopen. Het gebruik van plastic folie weerhoudt de rupsen trouwens meestal niet van om hun weg te vervolgen. Als de ene rups vast blijft zitten, loopt de volgende door over zijn vast zittende metgezel, tot ze een (levend) bruggetje hebben gevormd. Zo lopen ze moeiteloos door en komen de meeste rupsen zonder problemen aan de andere kant van de plakstrip terecht.

Inleiding

In de hele wereld zijn ongeveer 925 verschillende soorten vleermuizen. Om concurrentie met andere vleermuizen te voorkomen heeft elke vleermuissoort zijn eigen leefgewoonten. Het dieet van vleermuizen is het meest divers van alle zoogdieren. Zo bestaan er vegetarische vleermuizen die zich vooral voeden met fruit en nectar. Andere soorten zijn vleeseters, van insekten tot kikkers. Ook bestaan er vleermuizen die zich voeden met het drinken van bloed.

 Jagen

Grote vleermuissoorten eten bij voorkeur grote prooien, kleine soorten kleine prooien. Wereldwijd zijn er zeer veer mogelijke vleermuizen en elke soort heeft zijn eigen specialisatie. Sommige vleermuissoorten hebben aangepaste lange oren om prooien die over de grond kruipen goed te horen, andere hebben extra grote voeten om prooien (zoals muggen poppen, vissen, kikkers) uit het water te kunnen pakken. Vleermuizen die fruit eten hebben over het algemeen hele grote ogen een een hele goede neus om rijp fruit te kunnen ruiken en zien. Doordat iedere vleermuissoort op zijn eigen manier jaagt, is er weinig concurrentie tussen vleermuissoorten. 

 

 Dieet  Percentage van de soorten wereldwijd
 Nectar  ca 5%
 Fruit  ca 25%
 Vlees  0,5%
 Bloed  0,01%
 Insekten  ca 70% 

Nectar

In warme klimaatzones zijn er kleinere soorten uit de onderfamilie Macroglossinae doen zich te goed aan nectar en stuifmeel. Nectar- en stuifmeeletende vleermuizen spelen een belangrijke rol bij de bestuiving van tropische planten. Veel van deze planten zijn speciaal aan de vleermuizen aangepast qua vorm en afmeting; zo bloeien ze 's nachts en maken ze voor de vleermuizen lekkere geuren. Vleermuizen zijn verantwoordelijk voor de bestuiving van meer dan 500 planten wereldwijd. 

Fruiteters 

In warme klimaatzones zijn veel soorten vleermuizen die alleen fruit eten: de meeste soorten behoren tot de familie Pteropodidae, de vleerhonden. Overdag hangen ze vaak in groepen in bomen. Vruchteneters komen vooral af op rijp fruit. Het kan een ramp zijn voor een bananen- of mangoplantage als hier een groep vruchteneters neerstrijkt. Na een paar happen laten ze een stuk fruit al vallen en gaan ze verder met het volgende stuk fruit. Ze zijn echter ook belangrijke verspreiders van zaden. In een natuurlijk ecosysteem zorgen ze nooit voor schade.

Vleeseters 

De grote rosse vleermuis vangt af en toe een vogel.

Een aantal vleermuissoorten voedt zich met vlees zoals kikkers, vissen en kleine zoogdieren. Dit zijn voornamelijke grotere tropische soorten. De vleesetende soorten zijn meestal groot en hebben sterke kaken en grote voeten om in staat te zijn grotere prooien te vangen. Zij hebben ook vaak grote oren om hun prooien op geluid te kunnen vinden. Visetende vleermuizen hebben een vettige vacht, zodat ze bij het vangen van vis geen natte en koude huid krijgen. In Europa is alleen bij de Grote rosse vleermuis, die voorkomt in Zuid-Europa, vastgesteld dat hij soms kleine visjes vangt.

Bloedeters

Tot de vampiervleermuizen (Desmodontinae), of gewoon vampieren, behoren enkele soorten Zuid-Amerikaanse vleermuizen die zich voeden met bloed dat ze 's nachts na een kleine beet oplikken van slapende slachtoffers, meestal vee of tapirs. Ze lokaliseren hun slachtoffer laagvliegend, op ongeveer een meter boven de grond en benaderen het sluipend over de grond terwijl het dier slaapt. Na de te bijten plaats te hebben gelikt en in de weg zittend veren en beharing te hebben weggebeten maken ze met een snelle beet met vlijmscherpe tandjes een kleine oppervlakkige huidververwonding, vaak aan de poot, soms aan de hals.

Als het dier weer gekalmeerd is (als het de beet al heeft bemerkt), likt de vleermuis de wond. Het speeksel bevat een stollingsremmend middel (draculine genaamd) en kennelijk ook een pijnstillend middel, dat er mogelijk toe bijdraagt dat het slachtoffer de beet nauwelijks opmerkt. Een bloedmaaltijd is ongeveer 30 ml, wat het gewicht van de vleermuis haast verdubbelt. Weer in het nest gekomen wordt de maaltijd vaak gedeeltelijk weer opgebraakt en met soortgenoten van de groep gedeeld. Er is een duidelijk sociaal gedrag in de vleermuisgroepen, met wederzijdse verzorging.

De vampiervleermuizen zijn met name economisch en voor de volksgezondheid een gevaar, omdat ze soms de zeer gevaarlijke ziekte hondsdolheid kunnen overbrengen. Deze ziekte kost veel koeien het leven. Directe gevolgen van de kleine aderlating zijn er nauwelijks, hoewel bij frequente beten bloedarmoede zou kunnen optreden.

Insekten 

De meeste soorten Microchiroptera eten hoofdzakelijk insekten en spinnen. Alle Nederlandse vleermuizen zijn insekteneters, en er zijn ook een aantal tropische vleermuizen die insecten eten.

Een vleermuis moet om te overleven per nacht een kwart tot een derde van zijn lichaamsgewicht aan insecten eten. Voor een vleermuis betekent dat per nacht wel 3000 muggen, motjes en kevertjes. Dit betekent dat bijvoorbeeld één enkele watervleermuis in de periode van 15 mei tot 15 oktober ruim 400.000 muggen kan verorberen. Een gemiddelde kolonie eet per zomer enkele honderden kilo's insecten. Er zijn geen andere dieren die zoveel nachtinsecten eten.

Veel van deze insecten zijn schadelijk voor de land- en bosbouw, dus levert de vleermuis bij de jacht een nuttige bijdrage. Grootoorvleermuizen eten bijvoorbeeld onder andere veel nachtvlinders waarvan de rupsen schadelijk zijn: Zaaduil, Groenteuil, Eikebladroller en natuurlijk de eikenprocessierups.

steekmughuismoedereikenprocessierupsvlinder

 

Inleiding

Om in het donker de weg te kunnen vinden en voedsel te kunnen zoeken hebben dieren speciale aanpassingen nodig. Veel nachtdieren hebben opvallend grote ogen en een reflecterende laag achterin het oog (‘kattenogen’). Met zulke ogen kunnen ze bij heel weinig licht toch nog zien. Maar dergelijke ogen zijn onvoldoende als je op kleine insekten jaagt en als je dat ook vaak in het pikdonker moet doen.

Daarom gebruiken vleermuizen niet hun ogen maar hun oren om te ‘zien’. Om zich te oriënteren zendt een vleermuis een signaal uit dat weerkaatst op voorwerpen in de omgeving. De weerkaatsing (echo) vangt de vleermuis op met zijn oren en daardoor kan hij de plaats (lokatie) en vorm van die voorwerpen bepalen. We noemen deze manier van ‘zien met je oren’ echolocatie. Wie in de zomer ’s avonds en ’s nachts op pad wil om vleermuizen te spotten, kan daarvoor het beste een vleermuisdetector meenemen, tips over de aanschaf van zo'n detector vind je hier.

 

Echolocatie 

 Vleermuizen zijn niet blind, maar gebruiken om te 'zien' toch vaker hun oren dan hun ogen. Om zich te oriënteren zendt een vleermuis een signaal uit dat weerkaatst op voorwerpen in de omgeving. De weerkaatsing (echo) vangt de vleermuis op met zijn oren en daardoor kan hij de plaats (lokatie) en de vorm van die voorwerpen bepalen. We noemen deze manier van ‘kijken met je oren’ echolocatie. Aan het uiterlijk van vleermuizen kun je goed zien dat echolocatie voor hen erg belangrijk is. De vorm van de oren en snuit is vaak helemaal aangepast aan het uitzenden en ontvangen van geluidssignalen.

 

Om met behulp van van echo's een scherp beeld te vormen, maakt een vleermuis zeer hoge geluiden (ultrasone geluiden). De echolocatiegeluiden van vleermuizen bevinden zich, afhankelijk van de soort, op frequenties tussen 15 Khz tot 120 Khz. Mensen kunnen slechts geluiden tot 20 kHz horen, dus voor de meeste mensen zijn vleermuizen niet hoorbaar. Met behulp van een ultrasoonontvanger, een zogenaamde batdetector, zijn de geluiden van vleermuizen voor mensen hoorbaar te maken.

 echolocatie
   

Elke soort een ander geluid

De echolocatiegeluiden van vleermuizen zijn niet altijd hetzelfde. Sommige vleermuizen zenden de geluiden uit via hun mond, anderen via hun neus. Daarnaast kan een vleermuis zijn echolocatie aanpassen aan de omgeving waar hij vliegt en aan zijn manier van jagen. De soorten kunnen erg verschillen in het echolocatiegeluid dat ze maken. Na enige oefening kunnen dan ook de meeste soorten met een batdetector aan hun geluiden worden herkend. We hebben bij de soort-teksten van de meeste soorten wat geluidsfragmenten toegevoegd.

Naast echolocatie geluiden maken vleermuizen ook zogenaamde sociale geluiden. Die zijn meestal veel lager van toonhoogte en vooral voor jonge mensen met goede oren duidelijk te horen. Hiertoe behoort onder andere de baltsroep van de dwergvleermuis, rosse vleermuis en tweekleurige vleermuis. Het klinkt als twitteren, zie filmpje. 

 

 

 

Inleiding

Bij vleermuizen zijn de armen en benen helemaal aangepast om te kunnen vliegen. Daardoor kunnen vleermuizen niet zelf een nest maken, een gat in een boom hakken of een hol graven. Vleermuizen zijn daardoor voor hun verblijfplaatsen helemaal aangewezen op al bestaande omstandigheden. Dit weerhoudt vleermuizen er niet van een breed scala aan verblijfplaatsen te gebruiken. Vaak gebruiken ze voor iedere mogelijke weersomstandigheid en voor elk seizoen een aparte plek.

Zo moet onderscheid gemaakt worden tussen de zomer- en de winterverblijfplaats: vleermuizen verhuizen in de lente van hun winterverblijf, waar ze hun winterslaap gehouden hebben, naar hun zomerverblijf. De afstand tussen zomer- en winterverblijven kan groot zijn, soms wel honderden kilometers. De meervleermuizen die in de zomer in Zuid-Holland leven, worden in de winter aangetroffen in de groeven van Zuid-Limburg en zelfs in Noord-Frankrijk. Andere soorten trekken slechts enkele tientallen kilometers tussen zomer- en winterverblijf. Uiteindelijk keren de vleermuizen ieder jaar terug naar hun vaste serie verblijfplaatsen, die dus vele tientallen jaren achter elkaar in gebruik zijn.

  

 Gebruiksperiode

Vleermuizen zijn in het algemeen erg kieskeurig in de keuze van een verblijfplaats. Dat wil zeggen dat ze de beste verblijfplaats kiezen die voorhanden is. Ze letten onder andere op de ligging van een verblijf ten op zichte van interessante jachtgebieden in de omgeving en op het binnenklimaat van hun verblijf. Heel belangrijk zijn de afmetingen: er moeten namelijk wel genoeg 'bedden' aanwezig zijn voor de hele kolonie.

In menselijke termen kunnen we de verschillende typen vleermuisverblijven het makkelijkste indelen naar functie en naar gebruikperiode. We bespreken om beurten zomer-, tijdelijke, paar- en winterverblijfplaats. Het zomerverblijf lijkt vaak totaal niet op het winterverblijf: zo leeft de watervleermuis in de zomer meestal in bomen, terwijl hij in de winter in bunkers verblijft. Ook hebben verschillende soorten vleermuizen verschillende wensen wat betreft hun verblijfplaatsen.

 

  • Zomer- of kraamverblijfplaats: De vrouwtjes wonen in de zomer in kraamverblijfplaatsen. Hier brengen ze hun jongen groot. Meestal leven ze hierbij in groepen (kolonies).
  • Zomer- of mannenverblijfplaats: De mannetjes wonen in de zomer soms solitair, soms in groepen, maar altijd op een andere plaats dan de vrouwtjes van hun soort.
  • Tijdelijke of paarverblijfplaats: Vaak kennen vleermuizen ook tussenkwartieren, waar ze slechts kort verblijven tijdens de reis van hun winter- naar zomerkolonie. Zo trekken zowel de mannetjes als de vrouwtjes aan het einde van de zomer naar speciale paarkwartieren, waar ze slechts kort verblijven.
  • Winterverblijfplaats: Vleermuizen overwinteren in gebouwen, bunkers, ijskelders, groeven en boomholtes.

 Dit filmpje toont een overzicht van het vleermuizenleven.

 

Bomen

Watervleermuizen, ruige dwergvleermuizen en rosse vleermuizen zijn typisch boombewonende vleermuizen. In de zomer vinden we kolonies van deze soorten vooral in bomen. Ze gebruiken dan vaak verlaten spechtenholen. Watervleermuizen gebruiken voor de winterslaap vooral mergelgroeven, forten, bunkers en ijskelders. Rosse vleermuizen daarentegen gebruiken holle bomen niet alleen in zomer, maar ook als winterslaapplaats.

Bomen zijn belangrijke verblijfplaatsen voor vleermuizen, zowel in de zomer als in de winter. Allerlei holtes kunnen aantrekkelijk zijn voor vleermuizen, zoals verlaten spechtenholen of holen die door rotting bij een afgebroken tak ontstaan zijn.

Om als goed vleermuisverblijf te dienen moet zo'n gat dan wel naar boven uitgerot zijn, zodat de vleermuizen boven de opening kunnen hangen. Maar zelfs losse stukken schors kunnen een geschikte verblijfplaats vormen, net als vogel- of vleermuiskasten. Uit sommige boomholtes loopt vocht. Vaak gaat het hier om boomvocht en zegt dit weinig tot niets over het gebruik van die holte door vleermuizen. Het zien van dieren in de holte danwel in- of uitvliegende dieren, het vinden van keutels op de vegetatie, danwel het vinden van vetresten van de dieren in de holte, zijn wel methodes om het gebruik van boomholtes door vleermuizen vast te stellen.

 Watervleermuis Zomereik (footoograaf Paul van Hoof)

 

Gebouwen

Veel soorten vleermuizen zijn gebouwbewoners, zoals laatvliegers, meervleermuizen en gewone dwergvleermuizen. Ze kiezen als onderkomen vaak spouwmuren van woonhuizen. Andere soorten, bijvoorbeeld vale vleermuizen, ingekorven vleermuizen en grijze grootoorvleermuizen, hebben een voorkeur voor grote open ruimten zoals kerkzolders.

In zowel de zomer als de winter zijn vleermuizen in gebouwen te vinden. Voor een kraamkolonie moet de temperatuur van het verblijf hoog zijn; vaak zijn huizen met spouwmuren hiervoor erg geschikt. Vaak verraden alleen enkele vleermuiskeutels op de vensterbank of op de buitenmuur of zacht gekwetter in de spouwmuur hun aanwezigheid. In de winter moet een gebouw juist koel en vorstvrij zijn; vaak vinden de dieren een dergelijke plek onder dakpannen.

  

a verblijfplaats lemmer 1

Vleermuizen in huis

Veel mensen denken dat vleermuizen alleen in oude gebouwen, schuren en kerken wonen. Niets is minder waar: een rijtjeshuis, schoolgebouw of een flat biedt gemakkelijk onderdak aan vleermuizen. Mens en dier kunnen vaak ongemerkt samenwonen; de dieren vestigen zich namelijk op voor de mens ontoegankelijke plekken, zoals de spouwmuur, onder de dakpannen, achter het dakbeschot of achter vensterluiken, in kieren tussen kozijnen en op vele andere plaatsen. Helaas worden vleermuizen af en toe slachtoffer tijdens werkzaamheden aan een huis, zoals spouwmuur na-isolatie.

 school door ajdsc05160a verblijfplaats wrl wargea

 

Grotten en bunkers

Grotten, bunkers, forten en andere onderaardse ruimten zijn in Nederland vooral belangrijk als winterverblijven, hoewel in andere landen ook zomerkolonies vaak in dergelijke ruimten worden aangetroffen. Winterverblijven moeten aan een aantal belangrijke voorwaarden voldoen om geschikt te zijn voor vleermuizen. De temperatuur moet niet onder het vriespunt komen en niet aan grote schommelingen onderhevig zijn, de luchtvochtigheid moet hoog zijn en de wanden moeten ruw genoeg zijn om de vleermuizen eraan te kunnen laten hangen. Sommige soorten kruipen het liefst weg in spleten, barsten en andere holten in de muren, terwijl andere open en bloot aan de muren hangen. Verstoring door mensen is zeer ongunstig, omdat hierdoor de temperatuur verhoogd wordt en de lucht in beweging komt, wat de vleermuizen uit hun winterslaap kan halen.

In de Nederlandse 'grotachtige' winterverblijven zijn de watervleermuis en de grootoorvleermuis het meest algemeen. Ook de baardvleermuis en de franjestaart zijn regelmatig in dit soort verblijven te vinden. Andere soorten, zoals de meervleermuis, worden minder vaak aangetroffen.

adyfortwinter haarsma

Inleiding

Vrijwel iedereen heeft wel eens een vleermuis gezien: 's avonds in de tuin, op straat of in het park. In de schemering komen ze te voorschijn om als ware luchtacrobaten achter muggen en motjes aan te jagen. Voor sommige mensen een fascinerend tafereel, voor anderen een ware nachtmerrie: de vleermuis. Vleermuizen roepen bij veel mensen akelige gedachten op. Zo zouden vleermuizen in je haren vliegen en je aanvallen om bloed te zuigen en zouden ze allerlei ziektes verspreiden. Niets is echter minder waar. Het gezegde ‘onbekend maakt onbemind’ gaat zeker voor vleermuizen op. Dat vleermuizen heel bijzondere dieren zijn en een belangrijke plaats in de natuur innemen, beseffen maar weinig mensen.

Op deze website kun je lezen dat vleermuizen de enige vliegende zoogdieren zijn en vind je informatie over hoe ze leven, hoe ze in het donker kunnen zien waar ze hun verblijfplaatsen hebben, hoe ze de winter overleven, wat ze eten en hoe ze jagen. De meeste informatie heeft betrekking op de vleermuizen die in Nederland voorkomen, maar er wordt ook wat verteld over vleermuizen wereldwijd.

bats2

 De wetenschappelijke naam voor de Orde der vleermuizen is Chiroptera, dit betekent "handvleugelig". Vleermuizen worden onderverdeeld in de Megachiroptera en de Microchiroptera, dus de grote handvleugeligen en de kleine handvleugeligen. Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. Om te kunnen vliegen hebben vleermuizen vleugels. De vlieghuid is op de foto hiernaast goed te zien. De ‘vleugel’ of vlieghuid is tussen arm en vingers gespannen en loopt door tot de achterpoten. De onderarm en vingers zijn hiertoe sterk uitgegroeid. Ook de staart is in de vlieghuid opgenomen, alleen de duimen en de voeten zijn vrij. In tegenstelling tot de vleugels van vogels bestaan de vleugels van vleermuizen niet uit ‘dood’ materiaal, maar uit een levende leerachtige huid met pezen en bloedvaten. De meeste vleermuizen klappen hun vleugels helemaal in als ze niet vliegen. Andere vleermuizen (zoals de grote hoefijzerneus) vouwen hun vleugels zelfs om zich heen. Vleermuizen vormen binnen de Klasse der zoogdieren een grote groep (Orde), zowel in het aantal soorten als het aantal vleermuizen in totaal. Van de Orde der vleermuizen zijn op dit moment ongeveer 925 soorten bekend. Met betrekking tot de aantallen vleermuizen (dus alle vleermuizen opgeteld) zijn er zo veel vleermuizen dat één op de vijf zoogdieren een vleermuis is. Vleermuizen komen over heel de wereld voor, met uitzondering van de poolgebieden.

zoogdier div david Lin

Grote handvleugeligen

De meeste grote vleermuizen behoren tot de Megachiroptera (tegenwoordig meestal Pteropodidae genoemd). Wereldwijd zijn 166 soorten Megachiroptera bekend. De Megachiroptera worden ook wel vliegende honden of kalongs genoemd. Deze groep bestaat uit overwegend grote soorten. De grootste heeft een spanwijdte van 1,70 meter en weegt bijna een kilo. Maar niet alle Megachiroptera zijn groot: sommige zijn niet groter dan een muis. Een belangrijk verschil met de Microchiroptera is dat de Megachiroptera geen echolocatie gebruiken. Megachiroptera hebben grote ogen en vinden hun weg in het donker op zicht in plaats van op geluid. De meeste soorten leven van fruit, sommige ook van stuifmeel en nectar. Megachiroptera komen alleen voor in Afrika, Azië, Australië en sommige eilanden van Oceanië.

Pteropus giganteus

Kleine handvleugeligen

De meeste kleine vleermuizen behoren tot de Microchiroptera. Hiervan zijn 759 soorten bekend, die zijn ingedeeld in 17 families. Sommige families bestaan maar uit één soort. De familie van de Vespertilionidae is de grootste familie met 318 soorten. Bijna alle in Europa en Nederland voorkomende soorten behoren tot deze familie. Microchiroptera verschillen erg in grootte. Er zijn hele kleine vleermuizen bij, zoals de hommelvleermuis (Craseonycteris thonglongyai). Dit is de kleinste vleermuis ter wereld: hij weegt maar 2 gram en past makkelijk in een vingerhoedje. Andere zijn groter dan sommige Megachiroptera. De grootste Microchiroptera is de Onechte Vampier (Vampyrum spectrum). Deze vleeruis, die jaagt op vogels, muizen en andere vleermuizen, heeft een spanwijdte van bijna één meter. De australische Ghost Bat (Macroderma gigas) behoort ook tot de grootste Microchiroptera (zie foto). 
Ook met betrekking tot het uiterlijk zijn er veel verschillen in Microchiroptera. Er zijn vleermuizen met kleine oren en grote oren, vleermuizen met allerlei aanhangsels op hun neus en zonder aanhangsels, vleermuizen met rare huidflappen onder hun kin, vleermuizen met gerimpelde bekken en gewone bekken, vleermuizen in allerlei kleuren, etcetera. Maar alle Microchiroptera gebruiken een vorm van echolocatie, wat ze onderscheidt van de Megachiroptera.

grijzegrootoorn 2

Subcategorieën

In Nederland zijn tot nu toe 21 verschillende vleermuissoorten aangetroffen. Daarvan komen er 7 soorten algemeen of redelijk algemeen voor. 9 soorten worden als vrij zeldzaam tot zeer zeldzaam beschouwd en 3 andere soorten zijn de afgelopen 50 jaar geheel uit Nederland verdwenen. 2 soorten zijn als dwaalgast slechts 1 keer in Nederland waargenomen.