In landgoederen langs de kust van Holland leven een groot aantal vleermuissoorten, waaronder de rosse vleermuis. De rosse vleermuis is de enige Nederlandse vleermuissoort die het jaarrond gebruik maakt van boomholtes als verblijfplaats. Van november tot april overwinterd de rosse vleermuis in grote groepen in bomen. Ze selecteren hiervoor boomholtes veilig voor potentiele predatoren (eekhoorn, boommarter) en geschikt voor overwintering (redelijk vorstvrij). Holtes met een combinatie van deze beide eigenschappen zijn zeer schaars, slechts een geschatte 3% van de holtes in een bos.
De halsbandparkiet, oorspronkelijk afkomstig uit Afrika en Azie, broed veel vroeger dan het merendeel van onze inheemse vogels; een parkiet start al in januari terwijl onze meeste broedvogels half maart starten. Tijdens hun nestelgedrag hebben parkieten de neiging alle troep die ze in een boom vinden naar buiten te gooien; los zittend hout, oud nest materiaal maar helaas ook vleermuizen. Verder vergroten ze graag de ingang van de holte, zodat ze wat makkelijker naar binnen kunnen (een parkiet heeft een voorkeur voor holtes met een ingang vanaf 3,5 cm, ter vergelijk een vleermuis past in holtes van 1,8 cm breed).
Overwinterende vleermuizen zijn op twee manieren de dupe van de halsbandparkiet. Door hun nestelgedrag verminderen ze het aanbod van geschikte vleermuiswinterbomen (een boom met een grote opening is onveiliger en bovendien veranderen het interne microklimaat van een holte). Voorts kunnen ze een een groep vleermuis verstoren. Om de winter te overleven hebben vleermuizen slechts een beperkte vetreserve. Verjaagde vleermuizen moeten plotseling en onder ongunstige omstandigheden (overdag of bij koud winterweer) een nieuwe holte zoeken. Een andere holte is hoogstwaarschijnlijk minder geschikt. Als de groep zich moet splitsen in kleinere groepen zijn ze kwetsbaarder voor extreme temperaturen, zodat de overlevingskansen afnemen.
Een volledig artikel over halsbandparkieten en vleermuizen is gepubliceer in het tijdschrift Levende Natuur.