Verwijderen Meervleermuis en Noordse woelmuis uit doelen van natte Habitatrichtlijngebieden voorbarig en gevaarlijk

 

Het is onjuist dat de gebiedsbescherming van de Habitatrichtlijn voor twee soorten door de staatssecretaris van ELI opgeheven wordt. Van deze soorten, de Noordse woelmuis en de Meervleermuis, ligt het zwaartepunt in Europa in Laag Nederland. Nederland heeft voor deze soorten Europese verantwoordelijkheid, net zoals voor de Grutto onder de vogels.

De bescherming van de Habitatrichtlijn is actief en heeft hoge prioriteit. Je kunt de instandhoudingsdoelen van een naburig Habitatrichlijngebied nooit “vergeten” bij een ontwikkelingsproject, juist vanwege de aanwijzing van een HR gebied, verplichte Passende beoordeling en Natuurtoets. Bovendien bestaat de HR bescherming vooral uit leefgebiedbescherming.

Daarnaast worden deze soorten natuurlijk beschermd door de Flora- en faunawet. Hoewel je ook deze bescherming volgens de wet nooit mag vergeten, is de handhaving ervan verre ontoereikend. Het is een passieve bescherming, vooral gericht op verblijfplaatsen van soorten.

Hoewel juridisch juist, zal de actie van het ministerie van ELI in de uitvoeringspraktijk leiden tot sterk verminderd beschermingsniveau voor de Meervleermuis en de Noordse woelmuis

 

Voor de Meervleermuis is dit direct duidelijk.

 

Nu moet een activiteit in het HR gebied getoetst worden aan de effecten op deze soort. Als er weinig effect is kan de actie gewoon doorgaan. In een aantal gevallen zal de actie niet kunnen doorgaan, omdat belangrijk voedselgebied verloren gaat. Straks zal op grond van een toetsing met de Flora- en faunawet veel vaker besloten worden dat de effecten van acties meevallen, omdat dan gekeken wordt naar verblijfplaatsen. Vooral voor de Meervleermuis, met 100% van de verblijfplaatsen buiten de HR gebieden (in de dorpen), is dit funest.

Voor de Noordse woelmuis hoeft het beschermingsniveau niet af te nemen, mits de Flora- en faunawet op de juiste wijze wordt uitgevoerd. Want volgens deze wet is onderzoek naar deze soort verplicht, als de actie plaatsvindt in een potentieel leefgebied van de Noordse woelmuis. De wrakke praktijk van de Flora- en faunawet leidt echter in veel gevallen tot een “Quickscan” met de conclusie dat de soort niet bekend is of niet verwacht wordt en dus geen bescherming nodig is.

 

Conclusie:

ELI heeft alleen gelijk met haar onderbouwing van het verwijderen van doelen uit HR gebieden, als dat de instandhouding van deze 2 soorten niet in gevaar brengt. En dat is alleen mogelijk , als de Flora- en faunawet stringenter wordt. Het voortbestaan van een populatie van de soort moet in al zijn facetten getoetst worden: verblijfplaatsen, vliegroutes, voedselgebieden, de verplichting tot nader onderzoek in potentiele leefgebieden, een Flora- en faunatoets als verplicht onderdeel van de Omgevingvergunning etc. De bescherming door de Flora- en faunawet mag voor deze (en andere soorten) niet meer “vergeten “ worden. Alleen dan is het terecht om zogenaamde “dubbelbescherming” te versimpelen. Zover zijn we nog lang niet. In tegendeel, er is juist een beweging om ook de Flora- en faunawet te versoepelen.

 

 

Auteur: Cees Zoon