In de herfst van 2008 werkte een groot aantal vrijwilligers van de Nederlandse Jeugdbond voor -Natuurstudie en Zoogdierverenging samen om parings-ontmoetingsplaatsen van vleermuizen voor kalksteengroeven in Zuid- Limburg in beeld te brengen. Gedurende 11 weekenden werden meer dan 1400 paarbeluste vleermuizen van 13 verschillende soorten gevangen waaronder drie zeer zeldzame: de Bechsteins vleermuis, de Brandts vleermuis en de vale vleermuis. De watervleermuis is het meest gevangen, gevolgd door de franjestaart en de ingekorven vleermuis. Dit onderzoek is het eerste grootschalige langdurige onderzoek naar zwermgedrag in Nederland.
Zwermen is het bezoeken van een groot aantal vleermuizen van winterverblijven vóór de winterslaap. Het zwermgedrag heeft twee functies. Ten eerste als samenkomst om te paren. Doordat bij het zwermen veel dieren uit een wijde omgeving betrokken zijn, vindt er genetische uitwisseling tussen in de zomer gescheiden populaties plaats. Ten tweede wordt er verondersteld dat door zwermgedrag jonge dieren van oude dieren leren waar verschillende mogelijkheden voor overwinteringplaatsen zich bevinden. Zwermgedrag is dus een essentieel onderdeel van het leven van vleermuizen. En de plekken waar dit gebeurt zijn dus van groot belang voor de bescherming van deze zoogdieren.
In het onderzoek is in de periode begin augustus tot en met half oktober gestandaardiseerd ieder weekend voor zes vooraf geselecteerde kalksteengroeven gevangen. Dit om te onderzoeken wanneer welke vleermuissoorten zwermen. Hierbij was het voornaamste doel te onderzoeken of de zwermperiode samenvalt met de seksuele activiteit van de soort. Dit bleek het geval te zijn. Daarnaast waren de onderzoekers benieuwd of er een correlatie te vinden is tussen de zwermende soorten en de aangetroffen soorten tijdens de jaarlijkse wintertellingen. Momenteel wordt dit nader onderzocht.
De gevonden zwermpieken zijn te verdelen in vier categorieën: vroege piekers, middenpiekers, de late piekers en de fluisteraars. Sommige soorten zwermen begin augustus, anderen pas laat in de herfst, een deel van de soorten zit daar tussenin. Daarnaast kunnen we spreken van fluisteraars, de soorten die zich niet met luide roep oriënteren, maar die met een zachte sonar en/ of jagen door passief te luisteren. Deze soorten lijken zeer weersgebonden te zwermen.
Een ander belangrijk resultaat is de vondst, dat de dieren voornamelijk zwermen tussen 11 en 1 uur ’s nachts. In dat deel van de nacht dienen zwermplekken dus vrij te blijven van verstoring zoals verlichting of excursies.
Uit het onderzoek komt naar voren komt dat de onderzochte groeven sterk van elkaar verschillen in de soortensamenstelling en gevangen aantallen. Dit laat zien dat het van groot belang dat verschillende van deze winterobjecten onderzocht worden om een goed beeld van zwermpieken en de aanwezigheid van soorten in een regio vast te stellen. Maar ook hoe belangrijk het is om deze plekken goed te beschermen. Dit kan bijvoorbeeld door in bij gebruik van groeven voor excursies, of andere exploitatie, expliciet rekening te houden met zwermgedrag. Deze beschermingsmaatregelen moeten ook opgenomen worden in beschermingsplannen van groeven, die op dit moment in het kader van Natura2000 worden opgesteld,
De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het onlangs verschenen rapport Zwermactiviteit van vleermuizen in het najaar voor kalksteengroeven in Limburg.
R. Janssen, J. van Schaik, B. Kranstauber en J.J.A. Dekker, 2008. (VZZ rapport 2008.55. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem). Klik hier om het rapport te Downloaden .