Fort bij Rijnauwen als ârendez-vousâ plaats voor vleermuizen
Herman Limpens, Eric Jansen & Peter Twisk - Zoogdiervereniging VZZ / 11 september 2006
Veel forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en elders in Nederland zijn al lange tijd bekend als plaatsen die belangrijk zijn voor overwinterende vleermuizen. In de provincies Utrecht, Noord-Brabant en Gelderland samen overwinteren bijvoorbeeld zo’n 1700 vleermuizen in de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dat is, afhankelijk van de soort, zo’n 10 – 25% van de in Nederland waargenomen overwinterende dieren. De forten blijken echter ook een belangrijke rol te spelen als ontmoetingsplaats voor vleermuizen in het najaar.
Zwermende vleermuizen 060911vleermuis.JPG
In de jaren tachtig van de vorige eeuw ontdekten vleermuisonderzoekers op verschillende plaatsen in Europa dat er rond grotten en andere ondergrondse ruimten al vroeg in het najaar veel activiteit van vleermuizen kon zijn. Omdat veel dieren geruime tijd rond de ingang van zo’n ondergrondse ruimte rondvlogen sprak men van zwermgedrag.
In de jaren negentig en in deze eeuw is dit gedrag verder onderzocht, waarbij gebleken is dat het om aanzienlijke aantallen vleermuizen kan gaan. Zo kwam men via onderzoek bij vier grotten in Engeland met behulp van een vangst–merk–hervangst methode tot een schatting van 2000 tot 6000 franjestaarten Myotis nattereri die in de loop van de herfst aan het zwermen deelnamen. Per nacht ging het om naar schatting 300 tot 400 individuen. Deze dieren kwamen over afstanden van 60 km naar de grotten. Verder vertoonden bij deze onderzochte grotten nog vier andere vleermuissoorten dit zwermgedrag (Rivers et al., 2005).
Dit gedrag wordt geïnterpreteerd als oriënterende bezoeken aan de overwinteringsplaats. Tevens maakt het zwermen onderdeel uit van het balts- en paargedrag van sommige soorten. Het zwermen kan een grote rol spelen bij de uitwisseling van genen voor locale vleermuispopulaties die een groot deel van het jaar gescheiden van elkaar leven. Uit ander onderzoek blijkt verder dat ook in het vroege voorjaar zwermactiviteit bij vleermuiswinterverblijven kan plaats vinden (Kugelschafter 1998).
Forten zijn niet alleen winterslaapplaatsen
In de jaren zeventig en tachtig zijn in Nederland veel forten aangekocht door Staatsbosbeheer en andere natuurbeschermingsorganisaties, onder andere met het doel de hier overwinterende vleermuizen veiligheid en rust te bieden. Op termijn bleek de bescherming en het behoud van de forten echter moeilijk te realiseren als daar geen inkomsten tegenover stonden. Daarom werden eerst bij enkele, en de laatste jaren bij steeds meer forten activiteiten ontplooit die voor inkomsten konden zorgen.
Fort bij Rijnauwen heeft steeds een duidelijke natuurfunctie gehad. Aangezien vleermuizen en hun leefgebieden wettelijk beschermd zijn mogen te ontplooien activiteiten niet nadelig zijn voor vleermuizen. Om na te gaan welke activiteiten er ontplooid kunnen worden, heeft Staatsbosbeheer en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Zoogdiervereniging VZZ opdracht gegeven te onderzoeken welke randvoorwaarden hieraan gesteld moeten worden. In 2004 en 2005 is hiermee een begin gemaakt, en ook in 2006 wordt aan dit onderzoek gewerkt. De eerste resultaten zijn gepubliceerd in juni 2005 (Jansen et al. 2005).
Deze eerste analyse laat onder andere zien dat als de ruimten op een fort worden gebruikt als opslagplaats, worden verwarmd of worden gebruikt voor excursies in de zomer, dit voor één of meerdere vleermuissoorten negatieve gevolgen heeft. In het rapport worden verschillende ontwikkelingsscenario’s voor de forten geschetst, waarbij aangegeven wordt wat de gevolgen voor de vleermuizen zullen zijn. Uit deze eerste resultaten blijkt ook dat er op het fort bij Vechten en op het fort bij Rijnauwen vleermuizen zwermen. Doordat dit onderzoek vooral gericht was op de winter van ’04-’05 met enige aandacht voor het voorjaar, werden nog geen gegevens over het najaar verzameld.
Uit het vervolgonderzoek in 2006 blijkt dat op verschillende forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in de maanden augustus en september (oktober) volop zwermactiviteit van vleermuizen plaatsvindt. Het beeld dat uit onderzoek in het buitenland naar voren komt lijkt ook op de forten van de NHW van toepassing: grote aantallen vleermuizen van verschillende soorten komen in de maanden augustus, september en oktober, en in mindere mate in maart en april, uit de ruime omgeving naar de forten toe om er te zwermen. De forten vervullen duidelijk niet alleen gedurende de wintermaanden een belangrijke functie voor de vleermuizen, maar ook daarvoor en daarna.
Spelregels voor vleermuizen en forten
Uit de analyse die de Zoogdiervereniging VZZ nu opstelt, leren we veel over de verschillende functies van de forten en het landschap op en rond de forten voor vleermuizen. Die informatie moeten we goed benutten om natuur en cultuur in de Nieuwe Hollandse Waterlinie en andere forten samen te laten gaan. Uiteindelijk zullen er ten aanzien van de ontwikkeling van en activiteiten op de forten spelregels worden geformuleerd.
Afgaande op de tot nu toe verzamelde informatie zijn voor de zwermfase in het najaar (augustus - oktober) de volgende voorlopige spelregels te formuleren:
* Activiteiten op het fort moeten zoveel mogelijk beperkt blijven tot de uren met daglicht.
* Activiteiten op het fort op de locaties waar het zwermen plaatsvindt, moeten geheel beperkt blijven tot de uren met daglicht.
* De binnenruimten waar het zwermen bij plaatsvindt, dienen ook overdag ongebruikt te blijven.
* Tijdens de avond- en nachtelijke uren moet men terughoudend zijn met kunstlicht en lawaai.
* Tijdens de avond- en nachtelijke uren moeten de locaties waar het zwermen plaatsvindt onverlicht blijven.
* Lampen op overige plaatsen moeten zo worden gericht dat de locaties waar het zwermen plaatsvindt onverlicht blijven.
Voor activiteiten tijdens de zwermfase, welke mogelijk de vleermuizen en hun zwermlocaties verstoren, is een beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet en wellicht een ontheffing noodzakelijk.
Literatuur
* Jansen, E.A., H.J.G.A. Limpens & A.M. Spitzen - van der Sluis, 2005. Mogelijkheden, beperkingen en consequenties van een duurzame ontwikkeling van fort bij Vechten binnen het enveloppe gebied van de forten bij Vechten, Rijnauwen en ’t Hemeltje. VZZ rapport 2005.20.
* Kugelschafter, K. (1998): Untersuchung zur Nutzung der Segeberger Kalkberghöhle durch Fledermäuse in 1998 mit besonderer Berücksichtigung des Frühsommeraspektes. Gutachten im Auftrag des Naturschutzbundes Deutschland (Nabu), Landesverband Schleswig-Holstein e.V. (Abschlußbericht für das Jahr 1998).
* Parsons, K.N, Jones, G., Greenaway, F., 2003. Swarming activity of temperate zone microchiropteran bats: effects of season, time of night and weather conditions. Journal of Zoology 261, 257-264.
* Rivers, Nicola M., Roger K. Butlin, John D. Altringham, 2005. Autumn swarming behaviour of Natterer’s bats in the UK: Population size, catchment area and dispersal. Biological conservation 127 (2006): 215-226.